Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18 juni 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:5648
Feiten
Sinds 1 november 2022 was werkneemster in dienst bij Fivoor B.V. in de functie van Begeleider C. Fivoor is eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Op 17 september 2023 heeft werkneemster zich ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft op 29 september en op 18 oktober 2023 geoordeeld dat werkneemster niet arbeidsongeschikt is. Fivoor heeft werkneemster daarom op 18 oktober 2023 weer beter gemeld. Op 31 oktober 2023 heeft werkneemster een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. De arbeidsovereenkomst is op 1 november 2023 van rechtswege geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst. Op 18 december 2023 heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster op 29 september 2023 wel arbeidsongeschikt was. Daarna heeft werkneemster nogmaals een deskundigenoordeel aangevraagd, waarin het UWV heeft geoordeeld dat werkneemster in de periode 18 tot en met 31 oktober 2023 arbeidsongeschikt was. In onderhavige kortgedingprocedure eist werkneemster dat Fivoor wordt veroordeeld tot het betalen van (1) de Ziektewetuitkering vanaf 1 november 2023 met een verhoging van 50%, (2) een voorschot van de niet betaalde verlofuren van in totaal € 4.000, (3) de gemaakte kosten voor twee deskundigenoordelen en de door werkneemster betaalde eigen bijdragen en (4) een schadevergoeding van € 10.000 wegens slecht werkgeverschap.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Indien werkneemster aanspraak wenst te maken op een Ziektewetuitkering, dan dient er eerst een besluit van het UWV te zijn waarin staat dat werkneemster hier recht op heeft. Werkneemster dient het UWV aan te spreken voor het vaststellen van haar recht op en betaling van de Ziektewetuitkering en dient zo nodig de bestuursrechtelijke rechtsgang te volgen. Als een ex-werkgever een eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, dan keert de ex-werkgever namelijk namens het UWV het ziekengeld uit. Indien de ex-werkgever dit niet doet, dan kan de werknemer op grond van artikel 63a lid 3 ZW het UWV hiervoor aanspreken. Werkneemster is derhalve in onderdeel 1 van haar vordering niet-ontvankelijk. Omdat de vordering van werkneemster tot vergoeding van de gemaakte kosten voor de deskundigenoordelen volgens de kantonrechter samenhangen met de vordering tot betaling van de Ziektewetuitkering, is volgens de kantonrechter geen plaats voor de toewijzing van deze vordering in kort geding. Ook de vordering tot het betalen van een voorschot van de verlofuren wordt afgewezen. Werkneemster heeft haar spoedeisend belang niet nader onderbouwd en al was wel sprake van een spoedeisend belang, dan nog is de toewijzing van de vordering afhankelijk van de vraag of werkneemster arbeidsongeschikt was. Tot slot oordeelt de kantonrechter met betrekking tot het door werkneemster gestelde ernstig verwijtbaar handelen van Fivoor dat werkneemster hiervoor onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. De eindconclusie is dan ook dat werkneemster in onderdeel 1 van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat de overige vorderingen worden afgewezen.