Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 12 juni 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:4009
Werkgeefster heeft haar zorgplicht geschonden en is aansprakelijk voor de schade die werkneemster lijdt na een incident waarbij een cliƫnt haar bedreigend en intimiderend heeft bejegend.

Feiten

Van 1 januari 2000 tot 1 april 2023 is werkneemster als arts voor Maatschappij en Gezondheid in dienst geweest van werkgeefster. Laatstelijk werd zij voor een deel van de wekelijkse arbeidstijd gedetacheerd, waarbij werkneemster zich bezighield met sociaal-medische advisering in het kader van de Pw en Wmo. Werkgeefster heeft een protocol ‘Psychosociale arbeidsbelasting’ opgesteld, waarin ook regels worden gesteld voor de nazorg van incidenten op de werkvloer. Onderdeel van dit protocol zijn nazorggesprekken. Op 22 februari 2021 heeft een incident plaatsgevonden waarbij werkneemster een man heeft geholpen die in aanmerking wilde komen voor een gehandicaptenparkeervoorziening. Tijdens dit gesprek heeft de man zich bedreigend en intimiderend uitgelaten jegens werkneemster. Naar aanleiding hiervan heeft werkneemster zich ziekgemeld. Werkneemster heeft direct aangegeven met de vertrouwenspersoon over het incident te willen praten, maar werkgeefster gaf aan op dat moment geen vertrouwenspersoon te hebben. Op 30 maart 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkneemster en werkgeefster. In dit gesprek is van de zijde van werkgeefster de vraag aan de orde gesteld of werkgeefster voor werkneemster een werkgever is die aan haar verwachtingen kan voldoen. Begin april 2021 heeft werkneemster gesproken met de inmiddels aangestelde vertrouwenspersoon. Werkneemster had toen te kennen gegeven behoefte te hebben aan een driegesprek, maar werkgeefster stond daar niet voor open omdat dit gesprek niet gericht zou zijn op de toekomst. Vanaf november 2021 is werkneemster onder behandeling van een psycholoog naar aanleiding van het incident. Werkneemster is onder meer met een depressieve stoornis en ptss gediagnostiseerd. In onderhavige procedure vordert werkneemster onder andere primair dat voor recht wordt verklaard dat werkgeefster jegens haar aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van werkgeefster tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat. Werkneemster legt hieraan ten grondslag dat werkgeefster na het incident op 22 februari 2021 onvoldoende nazorg heeft verleend en doet daarbij een beroep op artikel 7:658 lid 1 BW. Werkgeefster voert verweer en doet daarbij een beroep op de omkeringsregel.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Om tot aansprakelijkheid van werkgeefster te kunnen concluderen gelden, voor zover in dit geding van belang, twee vereisten: er dient zowel een (causale) relatie te kunnen worden gelegd tussen het werk van werkneemster en de gezondheidsschade, als tussen een tekortkoming van werkgeefster en die schade. Vaststaat dat het incident van 22 februari 2021 werkneemster is overkomen en niet in geschil is dat de man zich jegens werkneemster heeft misdragen waarna zij zich later die dag heeft moeten ziekmelden. Hiermee is het directe verband tussen de werkzaamheden van werkneemster en haar arbeidsongeschiktheid vanaf 23 februari 2021 gegeven. Voor de omkeringsregel is geen plaats, omdat in dit geding geen sprake is van causaliteitsonzekerheid. Werkgeefster heeft voorts haar zorgplicht geschonden. Werkgeefster heeft namelijk pas geruime tijd nadat werkneemster zich ziek had gemeld een vertrouwenspersoon aangesteld, waardoor kostbare tijd verloren is gegaan voor de effectiviteit van de nazorg. Daarnaast heeft werkgeefster, toen eenmaal met de vertrouwenspersoon was gesproken, niet meegewerkt aan een driegesprek. Dit is een gemiste kans, wat het herstel van werkneemster heeft belast. Verder hebben de voorgeschreven nazorggesprekken niet plaatsgevonden. Waar het protocol van de leidinggevende verlangt dat deze onvoorwaardelijk achter zijn medewerker gaat staan en actief inventariseert wat aan hulp en steun nodig is, lag op 30 maart 2021 in feite de vraag naar de voortzetting van het dienstverband op tafel. Dat is funest voor de nazorg aan een slachtoffer van agressie op het werk. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. De schade dient opgemaakt te worden in een schadestaatprocedure. Daarbij wordt partijen nog meegegeven te proberen de omvang van de te vergoeden schade in overleg vast te stellen.