Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 25 juni 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:3733
Werkgever heeft het loon onterecht stopgezet nadat werkneemster niet op kantoor in gesprek wilde over haar re-integratie. De loonvordering van werkneemster wordt, gebaseerd op een verlengde referteperiode, toegewezen.

Feiten

Werkneemster is op 1 maart 2019 in dienst getreden bij werkgever als activiteitenbegeleidster. Werkneemster heeft van januari tot en met april 2023 meer uren gewerkt dan de twaalf in haar arbeidsovereenkomst overeengekomen uren. Op 30 mei 2024 heeft werkneemster zich ziekgemeld. Vanaf de eerste ziektedag is loon doorbetaald op basis van een arbeidsomvang van 24 uur per week, omdat werkneemster in de periode voor haar ziekte meer uren werkte dan contractueel overeengekomen. Tussen partijen is – naast de ziekte van werkneemster – sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen. De bedrijfsarts heeft in het kader van de re-integratie op 6 december 2023 teruggekoppeld dat werkneemster de contacten met werkgever als stressvol ervaart. De bedrijfsarts heeft partijen geadviseerd in gesprek te gaan over de re-integratie. Werkgever heeft een gesprek voorgesteld wat werkneemster enkel op een neutrale locatie wilde laten plaatsvinden. Werkgever was het daar niet mee eens en heeft werkneemster alsnog opgeroepen. Nadat werkneemster niet verschenen is, heeft werkgever een loonstop toegepast. Op 29 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geadviseerd het gesprek op neutraal terrein te laten plaatsvinden. Op 26 februari 2024 heeft de bedrijfsarts echter geoordeeld dat er geen medische noodzaak was voor een gesprek op een neutrale locatie. Vervolgens is werkneemster wel bij haar werkgever verschenen voor een gesprek, maar zij wilde dit enkel op de oprit en niet op kantoor voeren. Omdat werkgever dat niet wilde, heeft wederom geen gesprek plaatsgevonden. Werkneemster heeft het UWV verzocht een arbeidsdeskundig rapport op te stellen. Volgens de verzekeringsarts was het medisch te onderbouwen waarom werkneemster niet meer in staat was tot het uitvoeren van de voorgestelde re-integratieactiviteiten. De re-integratie-inspanningen werden voldoende geacht. Werkneemster vordert betaling van het overeengekomen salaris vanaf 1 januari 2024, te vermeerderen met vakantiegeld, de maximale wettelijke verhoging, rente en kosten. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vanaf 12 april 2024 heeft werkgever de loondoorbetaling hervat. Partijen zijn verdeeld over de vraag of werkgever over 12 januari tot 12 april 2024 loon verschuldigd is en aan de hand van welk aantal uren het loon tijdens ziekte moet worden berekend. De bedrijfsarts heeft geadviseerd het gesprek op neutraal terrein te houden. Hoewel de medische noodzaak daartoe aanvankelijk ontbrak, betekent dat niet zonder meer dat het verzoek van werkneemster niet redelijk zou zijn. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van werkneemster over de hele lijn voldoende zijn. Het is niet aannemelijk dat er voldoende grond was voor een loonstop wat meebrengt dat de loonvordering van werkneemster in beginsel wordt toegewezen. Partijen zijn het niet eens over de omvang van het loon tijdens ziekte omdat onduidelijk is op welke urenomvang het loon gebaseerd dient te worden. De regeling in artikel 7:610b BW houdt een dwingendrechtelijk rechtsvermoeden in. De inhoud van de van toepassing zijnde cao kan voor de weerlegging gebruikt worden. Indien sprake is van wisselende inkomsten wordt krachtens de cao over een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid het gemiddelde loon berekend. Het rechtsvermoeden waarin de omvang wordt gebaseerd op de drie maanden voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid is weerlegd, omdat werkgever gemotiveerd heeft aangevoerd dat er gedurende langere perioden sprake was van wisselende uren. De loonvordering van werkneemster is gebaseerd op een te hoog aantal arbeidsuren. De loonvordering van werkneemster wordt verrekend met het te veel betaalde loon bij arbeidsongeschiktheid in de periode voor de ziekmelding. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat beide partijen in het ongelijk zijn gesteld.