Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 26 oktober 2020 in dienst bij werkgeefster als chauffeur. In maart 2023 is werknemer ziek geworden als gevolg van een bedrijfsongeval. Rond 25 maart 2023 is werknemer, zonder toestemming van werkgeefster, naar Roemenië afgereisd. Werknemer is daarna niet verschenen op de afspraak bij de bedrijfsarts in Nederland. Vanaf april tot 13 november 2023 heeft werkgeefster het loon van werknemer opgeschort. Op 24 oktober 2023 is werknemer naar de bedrijfsarts in Nederland gegaan. Werkgeefster heeft vervolgens het loon alsnog uitbetaald. Vanaf 13 november 2023 is een loonstop toegepast, omdat werknemer volgens werkgeefster weigerde het plan van aanpak te ondertekenen. Op 15 april 2024 heeft werkgever bovendien een nieuwe loonstop aangekondigd per 29 april 2024, voor het geval werknemer niet op die datum op gesprek in Nederland zou verschijnen en zich niet in Nederland zou vestigen. In onderhavige kortgedingprocedure eist werknemer de wettelijke verhoging en wettelijke rente over het loon over de periode april 2023 tot 13 november 2023 en betaling van het achterstallig loon vanaf 13 november 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. Werknemer legt hieraan ten grondslag dat werkgeefster de loonbetaling ten onrechte heeft opgeschort en stopgezet.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer woont in Roemenië en verbleef in Nederland in een woonhuis dat werkgeefster aan haar chauffeurs ter beschikking stelt. Dit woonhuis beschikt over tien bedden en biedt daardoor onvoldoende ruimte aan de tachtig chauffeurs die werkgeefster in dienst heeft. De kantonrechter acht het daarom redelijk dat werknemer door zijn arbeidsongeschiktheid naar Roemenië ging, omdat hij daarmee naar ‘huis’ ging. De kantonrechter vindt het verder in zijn algemeenheid onredelijk om van een ziekgemelde werknemer die in Roemenië verblijft te verlangen dat hij naar Nederland afreist om op het spreekuur bij de bedrijfsarts te verschijnen. Niet is gebleken dat het nodig was dat werknemer fysiek op het spreekuur zou verschijnen. Werkgeefster had immers informatie kunnen opvragen bij behandelend artsen of een bedrijfsarts kunnen inschakelen in het woonland van werknemer. Dit brengt met zich mee dat de loonopschortingen vanwege het vertrek naar Roemenië en het niet fysiek verschijnen bij de bedrijfsarts in de periode vanaf april 2023 tot 13 november 2023 onterecht waren. Werkgeefster is daarom over die periode de wettelijke rente en een (gematigde) wettelijke verhoging van 25% verschuldigd. Over diezelfde periode is werkgeefster nog een bedrag aan achterstallig loon verschuldigd in verband met een vergoeding voor overuren. Ook de loonstop vanaf 13 november 2023 is onterecht opgelegd. Daarbij is van belang dat het UWV heeft geoordeeld dat de opgenomen passende werkzaamheden in het plan van aanpak niet passend zijn, omdat de reistijd vanuit Roemenië naar Nederland niet redelijk is. Ook de aangekondigde loonstop vanaf 29 april 2024 is onterecht. Dat werkgeefster graag zou willen dat werknemer zich in Nederland vestigt om grip te krijgen op de re-integratie acht de kantonrechter op zich begrijpelijk, maar dat neemt niet weg dat zij werknemer hiertoe niet kan verplichten. De achterstallige loonvordering vanaf 13 november 2023 wordt toegewezen. Ook dient werkgeefster de wettelijke verhoging en een (gematigde) wettelijke verhoging van 15% te betalen. Tot slot is werkgeefster gehouden het loon vanaf mei 2024 te betalen en is werkgeefster verplicht de salarisstroken af te geven op straffe van een dwangsom.