Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 12 maart 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:6100
Feiten
Werkneemster is sinds 1 mei 2017 in dienst bij Endava B.V. in de functie van Business Development Manager. Met ingang van 1 juli 2023 is werkneemster boventallig verklaard en vrijgesteld van haar werkzaamheden. Vervolgens heeft Endava toestemming voor ontslag bij het UWV aangevraagd. Dit verzoek heeft het UWV op 25 oktober 2023 afgewezen. Om deze reden verzoekt Endava, primair, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het bestaan van een bedrijfseconomische reden. Subsidiair stelt zij dat de verhoudingen zijn verstoord en meer subsidiair dat sprake is van verwijtbaar handelen of ongeschiktheid tot het uitoefenen van de functie.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
De ontbinding kan niet worden gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub a BW. Uit de UWV-procedure blijkt immers dat Endava niet aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van werkneemster is komen te vervallen. Volgens de kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst wel worden ontbonden op basis van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Het is immers zonder meer duidelijk dat een terugkeer van werkneemster binnen de organisatie van Endava niet meer tot de mogelijkheden behoort. Daarvoor zijn de verhoudingen te ernstig en duurzaam verstoord. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 juni 2024. Er is – in dit kader – geen rekening gehouden met de proceduretijd, aangezien Endava ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Werkneemster is immers onverwacht geconfronteerd met de aankondiging van de boventalligverklaring, nadat zij kort daarvoor – met succes – een coachingstraject had afgerond. De weg leek dan ook vrij voor een goede voortzetting van haar werkzaamheden en voor samenwerking. In plaats daarvan heeft Endava een ontbindingsprocedure gestart, waardoor werkneemster niet de kans is geboden voor wederhoor of om bepaald gedrag te verbeteren. De (onherstelbaar) verstoorde arbeidsverhouding is dan ook te wijten aan onzorgvuldigheid aan de zijde van Endava. Op grond van artikel 7:628 BW dient de gemiddelde commissie – zoals die gold voorafgaand aan 1 juli 2023 – te worden doorbetaald over de periode dat werkneemster is vrijgesteld van werk. Voor de berekening van de gemiddelde commissie wordt een referteperiode van een jaar redelijk geacht.
Vergoedingen
De totale transitievergoeding bedraagt € 44.655,35 bruto. De berekening van de transitievergoeding is gebaseerd op artikel 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Daarnaast heeft werkneemster recht op een billijke vergoeding. De rechter volgt werkneemster echter niet in de hoogte van het door haar gevorderde bedrag van circa € 165.000. Zij wordt immers verheven uit het concurrentie- en relatiebeding, de transitievergoeding is (mede) bedoeld weer op niveau te komen, de billijke vergoeding fungeert als signaal dat de handelwijze van Endava ontoelaatbaar is en de proceduretijd wordt niet op de opzegtermijn in mindering gebracht. Daarnaast is zij inmiddels ruim acht maanden vrijgesteld van werk. Al deze omstandigheden afgewogen, kent de rechter een billijke vergoeding van € 50.000 bruto toe aan werkneemster. Daarentegen wordt de rest van de aan werkneemster toegekende aandelen niet gevest en zij ontvangt geen vergoeding voor de aandelen die zij (mogelijk) nog zou gaan ontvangen. Uit het Equity Incentive Plan volgt namelijk dat niet-geveste aandelen komen te vervallen aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Evenmin wordt aanleiding gezien aan werkneemster een (vervangende) vergoeding toe te kennen. Tot slot worden de werkelijke advocaatkosten niet vergoed. Er is immers geen sprake van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.