Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 5 juni 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:6623
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2019 in dienst getreden bij Admin Power B.V. De arbeidsovereenkomst bevat een relatiebeding, waarin – samengevat – is bepaald dat het werknemer gedurende één jaar vanaf de einddatum van de arbeidsovereenkomst verboden is om zakelijke contacten te onderhouden met een relatie van Admin Power. De arbeidsovereenkomst bevat ook een boetebeding, waarin op overtreding van het relatiebeding een direct opeisbare boete van € 15.000 is gesteld. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 juni 2023. In deze vaststellingsovereenkomst is bepaald dat het relatiebeding en de boeteclausule onverkort van kracht blijven. Werknemer heeft op 14 maart 2024 via LinkedIn een bericht gestuurd naar een klant van Admin Power, waarin hij aangeeft graag meer te willen vertellen over de recruitmentorganisatie waar hij bij betrokken is. Admin Power vordert in kort geding werknemer te verbieden te handelen in strijd met het relatiebeding, op straffe van een dwangsom. Ook vordert zij veroordeling van werknemer tot betaling van een voorschot van € 15.000 ter zake van verbeurde boetes. Admin Power legt aan de vordering ten grondslag dat werknemer het relatiebeding heeft overtreden door zakelijk contact te leggen met haar klant voor het leveren van medewerkers. Na dagvaarding heeft werknemer volgens Admin Power opnieuw zakelijk contact gelegd met een andere klant van Admin Power.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Admin Power vordert in de eerste plaats dat het werknemer wordt verboden te handelen in strijd met het tussen partijen overeengekomen relatiebeding. Vast staat echter dat het beding is geëxpireerd op 1 juni 2024. Admin Power kan inmiddels dus geen rechten meer aan het beding ontlenen. Dit betekent dat het gevorderde verbod wegens het ontbreken van een grondslag moet worden afgewezen. Admin Power heeft de kantonrechter in dit verband verzocht direct op de zitting uitspraak te doen, maar dit verzoek is niet gehonoreerd. Indien direct op de zitting van 22 mei 2024 uitspraak zou zijn gedaan, dan zou de gevraagde voorlopige voorziening echter ook zijn afgewezen, wegens het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. De kantonrechter overweegt daarover het volgende. Op de zitting is komen vast te staan dat Admin Power geen schade heeft geleden door het LinkedInbericht van werknemer aan een klant op 14 maart 2024. Die klant is nog steeds een klant van Admin Power. Voor wat betreft het contact dat werknemer na dagvaarding had met een andere klant, lijkt het enkel te gaan om een niet (door de klant) geaccepteerd LinkedIn-connectieverzoek. Voor zover al sprake zou zijn geweest van twee overtredingen van het relatiebeding, dan is daar dus geen schade voor Admin Power uit voortgevloeid. Bovendien zou het relatiebeding, zoals gezegd, aflopen per 1 juni 2024. Onder deze omstandigheden heeft Admin Power onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op 22 mei 2024 een spoedeisend belang had bij het treffen van een onmiddellijke voorlopige voorziening. Daarnaast geldt dat, afgezien van het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang, de vraag of werknemer het relatiebeding heeft overtreden zich niet leent voor beoordeling in dit kort geding. Die beoordeling vraagt in dit geval om uitleg van het beding en nader feitenonderzoek, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Gelet op het voorgaande kan ook het gevorderde voorschot van € 15.000 ter zake van verbeurde boetes niet worden toegewezen. Afwijzing van de vordering van Admin Power volgt.