Rechtspraak
Feiten
Werknemer is vanaf 15 januari 2020 in dienst geweest van de ambassade van de Verenigde Mexicaanse Staten te Den Haag (hierna: Mexico), laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft als kok gewerkt voor de Mexicaanse ambassadeur. Van de Nederlandse Staat mocht hij slechts in Nederland blijven zolang de aanstelling van deze ambassadeur duurde. Omdat de aanstelling van deze ambassadeur verliep, heeft Mexico om ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd. Hierover hoeft de rechter niet meer te beslissen omdat partijen in de loop van de procedure zelf afspraken hebben gemaakt over het einde van de arbeidsovereenkomst. Werknemer vraagt om diverse vergoedingen in verband met (het einde van) de arbeidsovereenkomst.
Oordeel
De Nederlandse rechter is bevoegd van de verzoeken kennis te nemen omdat werknemer zijn arbeid gewoonlijk in Nederland verrichtte. Dit volgt uit artikel 21 lid 1 sub b punt i en lid 2 van de Brussel I bis-Verordening.
De zelfstandige verzoeken van werknemer
Het verzoek van werknemer tot oplegging van een boete aan Mexico wegens het niet respecteren van de opzegtermijn en het niet vragen van toestemming aan de kantonrechter voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen omdat Mexico de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd. Het verzoek van werknemer tot toekenning van een transitievergoeding wordt afgewezen, omdat werknemer daarbij geen belang heeft. Uit de wet volgt al dat de Mexico deze transitievergoeding moet betalen en Mexico is daartoe bereid. Het verzoek tot uitbetaling van vakantiedagen wordt eveneens afgewezen. Werknemer heeft zijn verzoek namelijk onvoldoende onderbouwd. Het verzoek inzake overuren wordt afgewezen omdat werknemer onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat hij precies wil. Hij verwijst naar een aanvraag die niet aan de kantonrechter is overgelegd en noemt geen aantal uren of gewenst bedrag. Daardoor kan de kantonrechter dit verzoek niet goed beoordelen. Voor sociale premies geldt het volgende. Op grond van de Nederlandse wet is Mexico niet verplicht voor de werknemer sociale premies af te dragen. Diplomatiek personeel (waaronder werknemer valt) is namelijk vrijgesteld van alle belastingen en rechten. De vraag is dus of Mexico in de onderlinge relatie tot werknemer toch een verplichting had tot afdracht van sociale premies aan het UWV. Volgens Mexico is dat niet het geval. Mexico stelt zich op het standpunt dat werknemer een relatief hoog salaris ontving en geacht werd dat te gebruiken om zich particulier bij te verzekeren. De kantonrechter is wel van oordeel dat Mexico tegenover werknemer niet als een goed werkgever heeft gehandeld door hem niet uit te leggen dat hij niet zou deelnemen aan het Nederlandse socialezekerheidssysteem dan wel aan een gelijkwaardig (particulier) systeem. Anders dan Mexico is de kantonrechter van oordeel dat werknemer dat niet hoefde af te leiden uit het feit dat in zijn loonstrook niet stond dat premies werden afgedragen. Dat betekent echter niet dat de kantonrechter Mexico kan verplichten er alsnog voor te zorgen dat werknemer deelneemt aan de Nederlandse sociale verzekeringen. Voor de billijke vergoeding is van belang of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Mexico. Zo’n geval doet zich hier niet voor. De kantonrechter kan namelijk niet vaststellen dat het door werknemer gestelde handelen van Mexico (zonder inkomen op korte termijn op straat zetten) heeft geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Het einde van de arbeidsovereenkomst is immers het gevolg van het aflopen van de ambtstermijn van de vorige ambassadeur en het vervolgens door de Nederlandse Staat intrekken van de registratie van werknemer, waardoor hij niet meer in Nederland mocht verblijven en dus ook niet kon werken. Reeds daarom moet het verzoek om een billijke vergoeding worden afgewezen.