Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 10 juli 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:4769
Uitleg artikel 6.16 lid 3 Cao primair onderwijs. Uitleg conform cao-norm. Gelet op overige bepalingen in de cao wordt aangesloten bij de uitleg van werknemer. Vorderingen werknemer worden toegewezen.

Feiten

Werkgeefster verzorgt op dertien locaties in Brabant speciaal (voortgezet) onderwijs voor leerlingen in de leeftijd van 4 tot 22 jaar. Werknemer is in 2006 in dienst getreden bij de stichting. De hoogste functie die hij bij de stichting heeft bereikt is leraar L12 (thans leraar LD). Op de arbeidsovereenkomst is de Cao primair onderwijs van toepassing (verder: cao po). In het kader van de herwaardering van het functiestelsel hebben partijen een gesprek gevoerd omdat is gebleken dat werknemer niet aan de criteria van de LD-functie voldoet. Werknemer heeft tevens aangegeven dat hij niet bereid is om in de komende 2 jaar een master te behalen om zich te ontwikkelen conform de criteria van de LD-functie; daarom is hij per 1 augustus 2022 teruggeplaatst in de LC-functie. Werknemer vordert voor recht te verklaren dat de stichting gehouden is om op basis van artikel 6.16 lid 3 cao po het salaris te handhaven op het bedrag als ware hij benoemd in de functie van leraar LD. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt werknemer dat werkgeefster artikel 6.16 lid 3 cao po onjuist toepast, zodat zij hem onterecht te weinig salaris betaalt. Uit dit artikel volgt volgens werknemer dat hij, hoewel hij thans in een lagere schaal (leraar LC) is geplaatst, zijn salaris behoudt als ware hij nog benoemd in zijn vorige functie (leraar LD), dus inclusief toekomstige salarisindexaties. Werkgeefster voert aan dat uit artikel 6.16 lid 3 cao po volgt dat werknemer bij een lagere inschaling door toepassing van de FUWA PO enkel recht heeft op het salaris dat hij op dat moment verdient, en de vooruitzichten (periodieken) die hij nog had in zijn oude functie.

Oordeel

Tussen partijen staat vast dat tijdens de herwaardering van het functiestelsel binnen de stichting is gebleken dat werknemer niet voldoet aan de vereisten om in de functie leraar LD te worden geplaatst, zodat hij terecht in de functie leraar LC is geplaatst. In geschil is tussen partijen hoe artikel 6.16 lid 3 cao po moet worden uitgelegd. De kantonrechter overweegt dat bij de uitleg van cao-bepalingen uitgegaan moet worden van de zogenoemde 'cao-norm'. De kantonrechter begrijpt dat werkgeefster het verschil in haar uitleg van de bepalingen baseert op de verschillen in de tekst van de artikelen 5.6 lid 4 cao po, 5.6 lid 8 cao po en 6.16 lid 3 cao po. De kantonrechter is van oordeel dat de uitleg van artikel 6.16 lid 3 cao po door werknemer de juiste is en dat zijn daarop gerichte vorderingen dienen te worden toegewezen. In de eerste plaats constateert de kantonrechter dat de tekst van de hierboven genoemde artikelen niet tijdens dezelfde cao-onderhandelingen zijn opgesteld. Artikel 6.16 lid 3 cao po stond immers al in meerdere eerdere versies van de cao, terwijl artikel 5.6 van de cao po pas in de cao po 2018-2019 is geïntroduceerd. In de tweede plaats constateert de kantonrechter dat in de leden 4 en 8 van artikel 5.6 cao po, opgenomen in de cao 2018-2019, een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de rechten van onderwijsondersteunend personeel (niet directeuren) en directeuren. Anders dan in artikel 5.6 lid 4 cao po, dat ziet op onderwijsondersteunend personeel (niet zijnde directeuren) en in artikel 5.6 lid 8 cao po, dat ziet op directeuren, is in artikel 6.16 lid 3 dat ziet op onderwijsgevend personeel zoals werknemer geen uitsplitsing gemaakt in toeslagen, periodieken en/of indexaties, maar is opgenomen: “zijn salaris en het salarisvooruitzicht verbonden aan zijn vorige functie”. Dit roept de vraag op wat onder salarisvooruitzicht moet worden verstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter vallen onder het vooruitzicht ook toekomstige indexaties, nu indexaties een vast gegeven zijn in de ontwikkeling van het loon van een werknemer. Dat er in de toekomst wordt geïndexeerd is dus te voorzien. De kantonrechter legt artikel 6.16 lid 3 cao po dan ook zo uit dat deze bepaling ook ziet op toekomstige indexaties. De vorderingen van werknemer worden toegewezen.