Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 24 juli 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:4858
Feiten
Werknemer heeft vanaf oktober 2001 bij de Dienst voor het Kadaster en Openbare Registers (hierna: het Kadaster) gewerkt. Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing de ‘Kadaster Arbeidsvoorwaardenregeling Nieuwe Stijl’ (KANS) en ‘Algemene Kadaster Ambtenarenreglement Nieuw’ (AKARN). Partijen hebben op 23 september 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer het volgende is bepaald: (a) einde dienstverband 30 december 2015 en (b) de WW en de bovenwettelijke WW is van toepassing. Onderdeel van ‘KANS’ is de ‘Bijlage G Regeling bovenwettelijke WW’ (hierna: de regeling). In de toelichting op deze regeling is onder meer bepaald dat voor de berekening van de bovenwettelijke uitkering wordt uitgegaan van het begrip dagloon als bedoeld in artikel 45 WW. De grondslag voor de bovenwettelijke uitkering is het ongemaximeerde dagloon van de WW. Het ongemaximeerde dagloon dat als grondslag geldt voor de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering wordt aangepast overeenkomstig de algemene wijzigingen van het salaris van het Kadasterpersoneel. Werknemer heeft vanaf 30 december 2015 recht op de bovenwettelijke uitkering. Na afloop van de aanvullende uitkering heeft werknemer recht op een aansluitende uitkering tot en met 31 januari 2027. In de cao voor het Kadaster (hierna: de cao) met een looptijd van 1 januari 2023 tot 31 december 2023 is bepaald dat er met ingang van 1 januari 2023 een algemene salarisverhoging van 3% plaatsvindt en op 1 januari 2023 en 1 juli 2023 alle salaristreden worden verhoogd met € 90 bruto. De 3% salarisverhoging is verwerkt in de bovenwettelijke uitkering. Werknemer vordert een verklaring voor recht waarmee de vraag wordt beantwoord of de in de cao opgenomen verhogingen van de salaristreden met € 90 bruto per 1 januari en 1 juli 2023 moeten worden doorgevoerd in het dagloon van werknemer. Het kadaster concludeert tot afwijzing.
Oordeel
In artikel 10 van de vaststellingsovereenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat werknemer nog slechts aanspraken kan ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst en aan de regeling. In artikel 3 van de regeling is bepaald onder welke voorwaarden het dagloon, waarop de bovenwettelijke uitkering van werknemer is gebaseerd, wordt aangepast. Het komt daarmee naar het oordeel van de kantonrechter aan op uitleg van artikel 3 van de regeling. Uit artikel 3 van de regeling volgt dat als sprake is van een algemene wijziging van het salaris: het dagloon waarop de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering wordt gebaseerd, wordt aangepast. Uit de toelichting bij artikel 3 van de regeling volgt dat het de bedoeling is geweest van de partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van de regeling, dat het bovenwettelijke dagloon de salarisbewegingen van het kadasterpersoneel volgt. Het woord algemene in artikel 3 ziet daarom - gelet op het gebruik in de toelichting van de woorden ‘het kadasterpersoneel’ - volgens de kantonrechter op een voor het gehele personeel geldende wijziging en niet op een wijziging voor slechts een deel van het kadasterpersoneel of een wijziging voor een individu. Bovendien is ook een nominale loonsverhoging aan te merken als een salarisbeweging, zoals in de toelichting op artikel 3 bedoeld. De conclusie is dat de nominale verhogingen van de salaristredes per 1 januari 2023 en 1 juli 2023 zijn aan te merken als algemene wijziging van het salaris in de zin van artikel 3 van de regeling, waarmee het dagloon moet worden aangepast. Werknemer vordert tevens een verklaring voor recht dat de werkloosheidsuitkering moet worden verhoogd met € 90. Deze vordering kan niet worden toegewezen. Uit artikel 3 van de regeling volgt immers dat het dagloon van werknemer wordt aangepast met de algemene wijziging van het salaris. Om die reden wordt voor recht verklaard dat het dagloon van werknemer moet worden aangepast met de verhoging van de salaristredes met € 90 met ingang van 1 januari 2023 en met ingang van 1 juli 2023 en dat het Kadaster deze aanpassingen moet blijven toepassen totdat de aanspraak van werknemer op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering die ten laste komt van het Kadaster komt te vervallen.