Naar boven ↑

Rechtspraak

Stedin Group Personeels B.V./werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 6 augustus 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:7481
Oud-werknemer publiceert online artikelen waarin hij voormalige werkgever en collega's beschuldigt van fraude, pesten, groepjesvorming en misdragingen. Recht op eerbiediging persoonlijke levenssfeer werknemers weegt in dit geval zwaarder dan recht op vrijheid van meningsuiting oud-werknemer.

Feiten

Op 1 mei 2022 is werknemer voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Stedin Group Personeels B.V. (hierna: Stedin) in de functie van medewerker klantenservice. De arbeidsovereenkomst is op 1 mei 2023 met een jaar verlengd. Na eerdere gesprekken over klachten over agressief en bedreigend gedrag van werknemer, over een voorgenomen disciplinaire maatregel en een preventiegesprek, heeft Stedin op 7 februari 2024 aan werknemer laten weten zijn contract niet te verlengen. Werknemer is per 8 februari 2024 vrijgesteld van werk. Volgens Stedin zorgt werknemer met zijn agressieve houding en opmerkingen voor een onveilige werksfeer. Vanaf 4 juni 2024 heeft werknemer op zijn eigen website artikelen gepubliceerd, waarin hij ‘een ongecensureerde blik biedt op de schokkende chaos achter de schermen van de klantenservice van Stedin’. Hij beticht Stedin in die artikelen onder meer van fraude, pesten, groepjesvorming en misdragingen en doet uit de doeken hoe Stedin hem ‘als grofvuil op straat heeft gezet’. Stedin heeft op 28 juni 2024 aangifte bij de politie gedaan tegen werknemer van afdreiging/chantage, smaad en laster. Stedin vordert in kort geding dat de voorzieningenrechter werknemer onder meer veroordeelt de artikelen over Stedin en haar medewerkers te verwijderen, een rectificatie op zijn website te plaatsen en zich verder te onthouden van het versturen van intimiderende berichten aan zijn voormalige Stedin-collega’s.

Oordeel

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Er is in dit geval sprake van een botsing van twee fundamentele rechten, te weten het recht van de werknemers van Stedin op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht van werknemer op vrijheid van meningsuiting. Voor het antwoord op de vraag welke van deze, in beginsel gelijkwaardige, rechten zwaarder weegt, moet de voorzieningenrechter alle relevante omstandigheden van het geval afwegen. Werknemer heeft aangevoerd dat de betreffende artikelen van journalistieke aard zijn en dat deze bedoeld zijn om belangrijke problemen binnen de Stedin-klantenservice aan de kaak te stellen. De voorzieningenrechter volgt werknemer hier niet in. In de artikelen worden werknemers in algemene zin beschuldigd van fraude, pesten, groepjesvorming en misdragingen, maar wordt ook een aantal oud-collega’s door werknemer persoonlijk aangevallen. Zij worden in verschillende artikelen met naam en toenaam genoemd en beticht van bedreiging, fraude en verraad. De artikelen hebben weinig met journalistiek te maken, maar zijn vooral bedoeld om Stedin in een kwaad daglicht te stellen en een aantal oud-collega’s te beledigen, te pesten en te schaden. Tijdens de zitting is gebleken dat werknemer met de artikelen wraak wenst te nemen op Stedin en een aantal voormalige collega’s – die het, aldus werknemer, verdiend hebben omdat ze hem hebben laten vallen en gepest – en zijn ongenoegen wil uiten over het feit dat en de wijze waarop zijn arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen. Dit motief wordt niet beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting. Bovendien is de publicatie van de betreffende artikelen naar voorlopig oordeel jegens Stedin en haar werknemers onrechtmatig. De conclusie luidt dan ook dat in dit geval het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers van Stedin zwaarder weegt dan het recht van werknemer op vrijheid van meningsuiting. Werknemer wordt veroordeeld de artikelen te verwijderen, een rectificatie te plaatsen en zich te onthouden van het versturen van intimiderende berichten aan zijn voormalige Stedin-collega’s.