Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 1 augustus 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:4656
Feiten
Werkgeefster is een subsidieadviesbureau dat is gespecialiseerd in subsidie voor duurzaam bouwen, technische innovatie en monumentenzorg. Werknemer is met ingang van 1 juli 2016 bij werkgeefster in dienst getreden als projectmanager. De arbeidsovereenkomst gold eerst voor bepaalde tijd, maar is na verloop van tijd omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met daarin opgenomen een concurrentiebeding, een relatiebeding, een geheimhoudingsbeding en een aan deze bedingen gekoppeld boetebeding. Na afloop van de proefperiode is werknemer op basis van de nieuwe arbeidsovereenkomst als manager team duurzaam bouwen bij werkgeefster werkzaam gebleven. Werknemer krijgt in mei 2024 een aanbod van een directe concurrent om als principal consultant sustainability te komen werken. Werknemer heeft werkgeefster gevraagd toestemming te verlenen voor de overstap. Werkgeefster houdt werknemer aan het concurrentiebeding. Werknemer vordert in kort geding - vooruitlopend op vernietiging van het concurrentiebeding in een bodemprocedure - het concurrentiebeding te schorsen, geheel of gedeeltelijk in die zin dat het hem is toegestaan het aanbod te accepteren.
Oordeel
Werknemer stelt onder verwijzing naar artikel 7:653 lid 1 sub a en lid 2 BW dat het concurrentiebeding dat in de nieuwe arbeidsovereenkomst is opgenomen nietig is, omdat in de arbeidsovereenkomst onvoldoende is gemotiveerd dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen en de belangen van werkgeefster al voldoende worden gewaarborgd door het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter volgt werknemer niet in dit standpunt. Werkgeefster heeft er terecht op gewezen dat de nieuwe arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is, ondanks het feit dat hierin voor de vervulling van de functie van manager team duurzaam bouwen een proefperiode is opgenomen. Voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt geen verplichting om de noodzaak van een concurrentiebeding schriftelijk te motiveren. Dit wordt mogelijk anders als het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding wordt aangenomen en in werking treedt, maar zover is het nog niet. De kantonrechter volgt werknemer wel in zijn standpunt dat hij in verhouding tot het te beschermen belang van werkgeefster door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter stelt vast dat dit concurrentiebeding vérstrekkend is omdat het algemeen en erg ruim is geformuleerd. De kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster onvoldoende heeft onderbouwd dat zij (een te beschermen) belang heeft bij haar beroep op het concurrentiebeding. Ook is de kantonrechter van oordeel dat werkgeefster het bedrijfsdebiet dat zij wil beschermen - hoewel zij daartoe tijdens de mondelinge behandeling verschillende keren in de gelegenheid is gesteld - onvoldoende heeft geconcretiseerd. Werknemer heeft zijn belang om bij het concurrerend bedrijf als principal consultant sustainability in dienst te kunnen treden wél voldoende onderbouwd. Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij werkgeefster nauwelijks doorgroei- en ontwikkelmogelijkheden meer heeft, terwijl aannemelijk is dat op dat punt in het laatste jaar wel verwachtingen zijn gewekt die niet zijn uitgekomen. De vordering tot schorsing wordt toegewezen.