Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Bolidt Kunststoftoepassing B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 25 juni 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:948
Hoger beroep van beschikking in incident (art. 223 Rv) betreffende loonvordering. Onvoldoende grond om vooruit te lopen op oordeel kantonrechter in bodemzaak, mede gelet op prognose dat nadere bewijslevering noodzakelijk is.

Feiten

Werknemer is in 1998 bij Bolidt Kunststoftoepassing B.V. (hierna: Bolidt KT) in dienst getreden. Op verzoek van Bolidt KT is hij in 2001 naar Amerika verhuisd en heeft hij een arbeidsovereenkomst getekend met Bolidt Cruise Control Corporation (hierna: BCC). In 2020 is werknemer teruggekeerd naar Nederland. In april 2022 is werknemer arbeidsongeschikt geworden. Bij brief van 2 februari 2023 heeft BCC de arbeidsovereenkomst tussen BCC en werknemer opgezegd. Bij vonnis in kort geding van 26 april 2023 heeft de kantonrechter Bolidt KT onder meer veroordeeld tot betaling aan werknemer van € 12.598,94 netto per maand (met vakantiegeld en emolumenten) met ingang van de maand maart 2023 tot en met de datum waarop het dienstverband rechtsgeldig beëindigd is. Het door Bolidt KT ingestelde hoger beroep tegen het kortgedingvonnis is ingetrokken. Na de uitspraak van het hiervoor genoemde kortgedingvonnis heeft werknemer een bodemprocedure tegen Bolidt KT aanhangig gemaakt, waarin een van de vragen die moet worden beantwoord is of tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat (althans of de arbeidsovereenkomst tussen hen nimmer rechtsgeldig is geëindigd). Bij beschikking van 30 juni 2023 (zie AR 2023-0823) heeft de kantonrechter in het incident, conform verzoek Bolidt KT, Bolidt KT ontheven uit haar verplichting tot uitvoering van het kortgedingvonnis voor zover dat vonnis haar verplicht aan werknemer meer loon te betalen dan € 3605,32 bruto per vier weken. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het belang van Bolidt KT in verband met het restitutierisico wanneer het aan werknemer betaalde achteraf (deels) onverschuldigd mocht blijken te zijn, zwaarder dan het belang van werknemer. Tegen de beslissing in het incident en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen komt werknemer op in dit hoger beroep.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt.

Bewijslevering noodzakelijk in bodemprocedure

De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling in de bodemprocedure medegedeeld dat hij voor de beantwoording van de vraag of tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst waarschijnlijk bewijslevering noodzakelijk acht. Deze prognose van de kantonrechter is voor de beoordeling van het hoger beroep van belang. Nu deze prognose inhoudt dat bewijslevering nodig zal zijn, kan bezwaarlijk binnen het bestek van dit incident worden aangenomen dat in voldoende mate aannemelijk is dat tussen partijen nog steeds een arbeidsovereenkomst bestaat en het daarom gerechtvaardigd is vooruit te lopen op het oordeel van de rechter in de bodemzaak. De omstandigheid dat het hoger beroep tegen het kortgedingvonnis is ingetrokken en dat vonnis onherroepelijk is, leidt niet tot een ander oordeel, omdat in een kort geding geen bindende vaststelling van de rechtsverhouding van partijen kan plaatsvinden waaraan ook in een ander geding tussen dezelfde partijen gebondenheid bestaat.

Hoogte loondoorbetaling tweede ziektejaar

Tegenover het beroep van Bolidt KT op het wettelijke uitgangspunt van artikel 7:629 lid 1 BW heeft werknemer gesteld dat er geen enkele werknemer is geweest van Bolidt KT die tijdens ziekte, ook tijdens het tweede ziektejaar, slechts het wettelijke maximum heeft ontvangen. Ook op dit punt bestaat onvoldoende grond om vooruit te lopen op het oordeel van de rechter in de bodemzaak. Wel merkt het hof hierover op dat het standpunt van Bolidt KT vragen oproept. Na de aanvang van de ziekteperiode van werknemer op 25 april 2022 is aan werknemer 100% van zijn salaris doorbetaald (naar het hof begrijpt tot de datum waartegen BCC de arbeidsovereenkomst had opgezegd). Uit niets volgt dat aan werknemer destijds op enig moment kenbaar is gemaakt dat de doorbetaling van het volledige loon tijdens zijn ziekte na een jaar zou eindigen. Onbestreden is gebleven dat hierover van de zijde van Bolidt KT niets is aangevoerd in de kortgedingprocedure tussen partijen. Kennelijk heeft Bolidt KT eerst bij verweerschrift in eerste aanleg een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 BW. Deze bepaling heeft zij ook ten grondslag gelegd aan haar verzoek in het incident. Noch in haar spoedappèldagvaarding tevens memorie van grieven, noch in haar verweerschrift in eerste aanleg noch in haar verzoekschrift in het incident heeft Bolidt KT naar voren gebracht dat haar beleid inhoudt dat doorbetaling van loon tijdens ziekte boven het in artikel 7:629 lid 1 BW bepaalde maximum beperkt is tot het eerste ziektejaar. Bolidt KT heeft dat eerst gedaan bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Niet alleen de inconsistentie van een en ander wekt verbazing, maar ook de omstandigheid dat, zoals gezegd, aan werknemer kennelijk niet op enig moment is meegedeeld dat doorbetaling van het volledige loon na een jaar ziekte zou eindigen, wat gelet op de eis dat Bolidt KT zich als goed werkgeefster heeft te gedragen wel op haar weg gelegen had.

Het hoger beroep van werknemer heeft geen succes. Bekrachtiging van de bestreden beschikking volgt.