Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 maart 2023 in dienst getreden bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van HR-manager voor 32 uur per week, met een salaris van € 4.500 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 28 februari 2024. De aanzegging heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024. Werknemer verzoekt toekenning van € 4.333 bruto aan aanzegvergoeding, € 1.609,27 bruto aan transitievergoeding en € 27.500 bruto aan achterstallig salaris over de maanden juli tot en met december 2023. Werkgever heeft geen verweer ingediend en is niet ter zitting verschenen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft niet tijdig aan de aanzegverplichting voldaan en is daarom aan werknemer een vergoeding naar rato verschuldigd. Werkgever heeft niet betwist dat dit neerkomt op een bedrag van € 4.333 bruto, zodat dit bedrag wordt toegewezen. Voorts wordt werkgever veroordeeld te betalen een transitievergoeding van € 1.609,27, nu de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege op initiatief van werkgever niet is voortgezet. Het verzoek tot betaling van achterstallig loon is eveneens toewijsbaar, want niet weersproken door werkgever. De proceskosten komen voor rekening van werkgever.