Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 14 mei 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:1172
Feiten
Euro Start Uitzendbureau B.V. (hierna: ESBV) was gevestigd aan de Radarstraat 210 te Den Haag en bediende zich in het verleden van de handelsnaam ´Euro Start Uitzendbureau´. Agrarisch Uitzendbureau Uitzendplan B.V. (hierna: Uitzendplan) was tot 1 januari 2020 gevestigd aan de Radarstraat 208 te Den Haag en bediende zich in het verleden (ook) van de handelsnaam ‘Euro Start Uitzendbureau’.
Werkneemster, met Bulgaarse nationaliteit, is op 6 april 2017 in dienst getreden bij ´Euro Start Uitzendbureau´ op basis van een uitzendovereenkomst fase A. Werkneemster heeft vervolgens glastuinbouwwerkzaamheden verricht bij verschillende inleners. Met ingang van 20 april 2020 is werkneemster bij een ander uitzendbureau in dienst. Bij de stukken bevindt zich een detacheringsovereenkomst fase B, waarin ´Euro Start Uitzendbureau´ en werkneemster als partijen staan vermeld. Op de detacheringsovereenkomst is de cao voor uitzendkrachten van de ABU van toepassing. Bij de stukken bevindt zich tevens een ondertekend formulier met daarin opgenomen dat werkneemster per 25 november 2019 haar uitzendovereenkomst opzegt. Werkneemster vordert veroordeling van ESBV tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld. Werkneemster heeft haar vorderingen gebaseerd op de stelling dat zij van ESBV een te laag uurloon ontving en aanspraak heeft op de inlenersbeloning, dat wil zeggen het loon conform de cao voor de Glastuinbouw. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster toegewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
ESBV wordt aangemerkt als werkgever
ESBV heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat niet zij maar Uitzendplan de werkgever is van werkneemster en dat werkneemster dat ook wist. Het hof is echter van oordeel dat werkneemster uit de gedragingen en verklaringen van ESBV in de gegeven omstandigheden heeft mogen afleiden dat ESBV haar werkgever is. Daartoe is onder meer van belang dat werkneemster de Bulgaarse nationaliteit heeft en de Nederlandse taal niet of slecht beheerst, dat de statutaire naam van Uitzendplan niet voorkomt op de documenten die werkneemster van haar werkgever heeft gekregen en dat de correspondentie van de gemachtigde van werkneemster gericht was aan ‘Euro Start Uitzendbureau’ aan het adres Radarstraat 208, waarop vervolgens reactie kwam namens Euro Start Uitzendbureau B.V. Uit overgelegde foto’s volgt dat de Radarstraat 208 en 210 samengevoegde panden zijn, waar volgens grote borden op beide panden uitsluitend ´Euro Start Uitzendbureau B.V.´ gevestigd is. Het hof is voorts van oordeel dat ESBV in de procedure in eerste aanleg het verweer dat niet zij maar Uitzendplan de werkgever is (geweest) uitdrukkelijk heeft prijsgegeven, doordat de advocaat van ESBV in eerste aanleg heeft verklaard dat Uitzendplan een handelsnaam is van ESBV. Door toedoen of nalaten van ESBV is onduidelijkheid ontstaan en blijven bestaan over de identiteit van de werkgever van werkneemster. De in dit verband veroorzaakte verwarring is haar aan te rekenen. Het hof gaat er in de verdere beoordeling van uit dat ESBV als de werkgever van werkneemster moet worden aangemerkt.
Doorbetaling van loon
ESBV stelt zich op het standpunt dat werkneemster haar arbeidsovereenkomst per 25 november 2019 heeft opgezegd. Het hof volgt ESBV hierin niet. ESBV heeft niet aan de op haar rustende onderzoeksplicht voldaan, door na te laten te onderzoeken of werkneemster inderdaad de beëindiging van de arbeidsovereenkomst beoogde. De arbeidsovereenkomst is op en na 15 november 2019 in stand gebleven en op en na 1 oktober 2019 stilzwijgend verlengd. Voorts oordeelt het hof dat werkneemster recht heeft op de inlenersbeloning en dus op loon conform de cao voor de Glastuinbouw, ook over de periode vóór 1 februari 2018.
Vergoeding van (werkelijke) proceskosten
Met werkneemster is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat ESBV in deze procedure in een laat stadium opzettelijk een rookgordijn heeft gecreëerd over de vraag welke vennootschap geacht moet worden de werkgever van werkneemster te zijn. Dat heeft de procedure onnodig verlengd en gecompliceerd. Door haar proceshouding heeft ESBV het beeld doen ontstaan van een malafide organisatie, die erop uit is om haar kwetsbare werknemer, die de taal niet machtig is en in een economisch zwakke positie verkeert, te benadelen. Het hof begroot de schade op een totaalbedrag van € 10.000 en veroordeelt ESBV tot betaling van dit bedrag.