Naar boven ↑

Rechtspraak

De Coöperatieve Rabobank/werkneemster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 9 juli 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:8773
Ontbinding arbeidsovereenkomst werkneemster Rabobank op de e-grond. Zij had openheid moeten bieden over het beëindigen van haar klantrelatie door Rabobank vanwege ongebruikelijke transacties.

Feiten

Werkneemster is op 4 april 2022 in dienst getreden bij De Coöperatieve Rabobank (hierna: Rabobank) als FEC Analist B Private Clients CDD. In die functie is werkneemster belast met het bestrijden van financiële criminaliteit. Op grond van haar arbeidsovereenkomst is het werkneemster zonder voorafgaande toestemming van Rabobank verboden arbeid in loondienst voor derden te verrichten of zaken voor eigen rekening te doen. Daarnaast is werkneemster verplicht jaarlijks eventuele nevenfuncties in een registratiesysteem van Rabobank te verwerken. Werkneemster heeft de bankierseed afgelegd. Rabobank is wettelijk verplicht zakelijke klanten periodiek te onderzoeken. In 2017 heeft werkneemster een zakelijke rekening geopend bij Rabobank voor haar onderneming. Op enig moment heeft Rabobank een onderzoek ingesteld naar aanleiding van geconstateerde ongebruikelijke transacties bij de onderneming van werkneemster. Na te zijn gecontacteerd door Rabobank heeft werkneemster op verzoek van Rabobank documenten verschaft over bepaalde transacties. Na verder onderzoek heeft Rabobank op 10 januari 2024 laten weten de klantrelatie met de onderneming van werkneemster te beëindigen. Op 10 november 2023 zijn de leidinggevenden van werkneemster door het management geïnformeerd over de beëindiging van de klantrelatie met de onderneming van werkneemster. Naar aanleiding daarvan hebben de leidinggevenden van werkneemster laten weten voornemens te zijn haar te ontslaan, en dat zij zal worden vrijgesteld van werk. Werkneemster is vervolgens op een al eerder geplande vakantie gegaan en heeft nadien niet meer gewerkt. Haar toegang tot de systemen is afgesloten. Werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de Rabobank om de klantrelatie met haar onderneming te beëindigen, maar dat bezwaar is ongegrond verklaard. Partijen zijn er niet in geslaagd tot een minnelijke oplossing ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Rabobank verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst op de e-grond te ontbinden, omdat werkneemster zich in haar klantrelatie ontoelaatbaar heeft gedragen door onduidelijkheid te scheppen en niet transparant te zijn. Door zich niet te houden aan de geldende regels heeft werkneemster zich onvoldoende rekenschap gegevens van haar positie en voorbeeldrol richting klanten van de Rabobank. Werkneemster voert aan dat het uitgevoerde onderzoek niet zorgvuldig is geweest, dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat zij haar leidinggevenden niet heeft geïnformeerd omdat zij werk en privé gescheiden wilde houden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.  De uitkomst van het onderzoek is een vaststaand gegeven: werkneemster wist welke procedure zij moest volgen om de uitkomst van het onderzoek aan te vechten en heeft dat niet gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het werkneemster worden verweten dat zij niets heeft gemeld over haar nevenactiviteiten. Zij was ervan op de hoogte dat ze die moest melden. Ook kan haar worden verweten dat zij niet aan haar leidinggevenden heeft gemeld dat er een onderzoek tegen haar en haar voormalige ondernemingen liep. Werkneemster had moeten beseffen dat het belangrijk was om dit zelf te melden, gezien haar functies en de op haar van toepassing zijnde (gedrags)regels. De hoge eisen die Rabobank op dit punt aan werkneemster stelt, acht de kantonrechter gerechtvaardigd, nu de gedragsregels zien op het behouden en bevorderen van het vertrouwen in de financiële sector. Op grond hiervan is voldoende komen vast te staan dat werkneemster zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van Rabobank niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Van ernstig verwijtbaar handelen is geen sprake, omdat de kantonrechter ervan uitgaat dat werkneemster niet opzettelijk of met een vooropgezet plan heeft gehandeld. Herplaatsing ligt niet in de rede. De transitievergoeding wordt toegekend en werkneemster wordt in de proceskosten veroordeeld.