Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 11 september 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:9077
Feiten
Werkneemster is op 1 november 2018 in dienst getreden bij Samen in de functie van verpleegkundige. Werkneemster was werkzaam in een van de woonzorgcentra van Samen. Op de betreffende afdeling wordt (intramurale) zorg verleend aan cliënten met psychogeriatrische problemen. Op 27 april 2024 heeft een incident plaatsgevonden tussen werkneemster en een bewoonster, waarbij werkneemster bewoonster heeft geduwd. Op 30 april 2024 is werkneemster over het incident gehoord. Na afloop van het gesprek is werkneemster op non-actief gesteld in afwachting van de uitkomsten van nader onderzoek. Bij brief van 30 april 2024 is deze op non-actiefstelling ook schriftelijk aan werkneemster meegedeeld. Op 2 mei 2024 is werkneemster op staande voet ontslagen. Werkneemster verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en Samen te veroordelen tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling. Subsidiair heeft werkneemster een verzoek gedaan om een transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en billijke vergoeding toe te kennen. Samen verweert zich tegen het verzoek, en stelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Verder heeft Samen de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met werkneemster voorwaardelijk te ontbinden op de e-grond.
Oordeel
De kantonrechter vindt niet dat het handelen van werkneemster een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Zoals hiervoor is overwogen is ontslag op staande voet een ultimum remedium. Werkneemster is sinds november 2018 in dienst bij Samen. Niet in geschil is dat werkneemster geschikt is voor haar functie en dat zij niet eerder is aangesproken op haar gedrag en/of haar wijze van omgang met bewoners. Ook staat vast dat bij werkneemster geen sprake was van moedwilligheid bij het incident. Onder deze omstandigheden is het enkele incident op 27 april 2024, zonder iets af te doen aan de ernst daarvan, onvoldoende voor ontslag op staande voet. Het verzoek tot vernietiging van dat ontslag zal worden toegewezen. Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft werkneemster recht op loon. De vordering van werkneemster tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen.
Het tegenverzoek
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van werkneemster dat er een redelijke grond is voor ontbinding. Werkneemster heeft ter zitting verklaard dat haar handelen op 27 april 2024 voortkwam uit een opeenstapeling van kleine ergernissen. Haar reactie betreft een menselijke fout. Er is dan ook geen sprake van een handelen dat dusdanig verwijtbaar is dat dit tot het einde van de arbeidsovereenkomst moet leiden, aldus werkneemster. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Juist van een professional als werkneemster mag worden verwacht dat zij een dergelijke opeenstapeling van emoties eerder bij zichzelf herkent en zo nodig tijdig uit de situatie stapt. Van werkneemster had mogen worden verwacht dat zij zich zou beheersen en dat zij haar ergernis niet op een bewoonster zou afreageren. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat werkneemster de ernst van de situatie zelf niet voldoende inziet. Het is niet gebleken dat werkneemster het incident, waarvan ze zegt zelf ook geschrokken te zijn, op eigen initiatief met haar leidinggevende heeft besproken. Ook na de op non-actiefstelling heeft werkneemster niet aan Samen laten blijken dat ze het incident en haar rol daarin betreurde. Nu sprake is van verwijtbaar handelen van werkneemster, ligt herplaatsing niet in de rede. De conclusie is dat het verzoek van Samen zal worden toegewezen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op de e-grond. De kantonrechter is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de grond voor de ontbinding vormen géén ernstige verwijtbaarheid van werkneemster opleveren. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Samen de transitievergoeding verschuldigd is.