Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 17 september 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:4864
Arbeidsovereenkomst van een RDW-ambtenaar ontbonden, door onder andere niet te melden dat hij zich via een eigen bedrijf bezig heeft gehouden met autohandel en reparatie en door steekproeven bij een bevriende relatie uit te voeren.

Feiten

Werknemer  is op 1 september 2001 bij de RDW in dienst getreden. In deze zaak ligt de vraag voor of de arbeidsovereenkomst van een RDW-ambtenaar moet worden ontbonden. Volgens de RDW heeft die ambtenaar, die werkzaam is als steekproefcontroleur, een ernstige integriteitsschending begaan door onder andere niet te melden dat hij zich via een eigen bedrijf bezig heeft gehouden met autohandel en reparatie en door steekproeven bij een bevriende relatie uit te voeren. De RDW voert ter onderbouwing van haar stelling dat de arbeidsovereenkomst met werknemer dient te eindigen samengevat het volgende aan. Op grond van de Ambtenarenwet, de cao en de gedragscode dient een werknemer van de RDW zich integer en als een goed ambtenaar te gedragen, is het hem niet toegestaan nevenwerkzaamheden te verrichten die onverenigbaar zijn met zijn functie en is hij verplicht nevenwerkzaamheden te melden die de belangen van de RDW kunnen raken. Ook financiële belangen die de dienst kunnen raken, moeten worden gemeld. Werknemer heeft deze verplichtingen geschonden en heeft een dermate ernstige integriteitsschending begaan dat zijn dienstverband niet kan worden gecontinueerd.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst met werknemer moet worden ontbonden en wel op grond van verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. In dit kader word vooropgesteld dat de RDW – zoals ook uit de gedragscode volgt en bij haar medewerkers als algemeen bekend mag worden verondersteld – als overheidsorgaan het publieke belang dient en dat burgers en externe partijen erop moeten kunnen vertrouwen dat de RDW onbevooroordeeld en onpartijdig is. Het is dus van essentieel belang dat de medewerkers van de RDW zich integer gedragen en dat zij er alles aan doen om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Werknemer stelt zich naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte op het standpunt dat de commissie geen hoor- en wederhoor heeft toegepast, daargelaten dat niet ter toetsing door de kantonrechter de vraag voorligt of de commissie haar onderzoek correct heeft uitgevoerd. Ook de stelling van werknemer dat de RDW gebruikt heeft gemaakt van onrechtmatig verkregen bewijs is niet houdbaar. De RDW heeft via haar eigen systemen de gegevens over alle kentekens in Nederland tot haar beschikking en gelet op het vermoeden dat sprake was van een integriteitsschending, had de RDW een gegronde reden om die systemen te raadplegen. Werknemer kan zich er naar het oordeel van de kantonrechter evenmin achter verschuilen dat de commissie heeft geconcludeerd dat de in de gedragscode opgenomen regels omtrent het verrichten en melden van nevenwerkzaamheden onduidelijk zijn. Hiertoe heeft werknemer een verklaring getekend bij indiensttreding en per 2009 is het onderwerp nevenwerkzaamheden tevens aan bod gekomen in functioneringsgesprekken. Het lijdt voorts geen twijfel dat werknemer bij de RDW melding had moeten maken van zijn eigen bedrijf A. Dat bedrijf (A) beschikte immers over een RDW-erkenning en verrichtte werkzaamheden die onder toezicht staan van de RDW, zodat de belangen van de RDW in het geding waren.
Vast staat dat werknemer zijn werkzaamheden voor voornoemd bedrijf A over de jaren vanaf 2016 – toen hij zich bij bedrijfsbezoeken als eigenaar van bedrijf A heeft gepresenteerd – niet bij de RDW heeft gemeld, terwijl dit wel had gemoeten. Bij het voorgaande komt dat werknemer na het ‘openzetten’ van bedrijf B eind oktober 2023, weer steekproeven is gaan uitvoeren bij bedrijf B. Dit handelen levert ook een integriteitsschending op, aangezien werknemer bevriend is met de eigenaar van bedrijf B en als onweersproken bovendien vaststaat dat er tevens een zakelijke relatie was tussen zijn bedrijf en bedrijf B.

Ernstig verwijtbaar handelen

Door zijn nevenwerkzaamheden bij bedrijf A niet te melden en door het begaan van voornoemde integriteitsschendingen heeft werknemer zich naar het oordeel van de kantonrechter schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en zodanig verwijtbaar gehandeld dat van de RDW niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het betreffende handelen is bovendien ernstig verwijtbaar. Vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van werknemer kan hij geen aanspraak maken op een transitievergoeding. Een billijke vergoeding is evenmin aan de orde, aangezien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de RDW.