Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 september 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:3023
Werkgeefster heeft een discretionaire bevoegdheid om te bepalen welke omvang de additionele inspanningen moesten hebben om beloond te worden met een mergerbonus. Werkneemster heeft geen recht op de mergerbonus.

Feiten

In de tussenbeschikking heeft het hof o.a. geoordeeld dat werkgeefster documenten dient over te leggen waaruit blijkt wat de voorwaarden zijn geweest om voor een mergerbonus in aanmerking te komen. Het hof heeft beide partijen opgedragen een nadere schriftelijke toelichting te geven, voorzien van relevante documentatie. Werkgeefster moest daarbij ingaan op de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de mergerbonus.

Oordeel

Het hof stelt voorop dat partijen niets zijn overeengekomen over een mergerbonus. Werkgeefster heeft stukken in het geding gebracht. Een mergerbonus werd toegekend aan personeel dat in het geheim aan de tot stand te brengen fusie had gewerkt; aan werknemers die (na aankondiging van de fusie) extra hebben moeten werken om de fusie tot stand te brengen; en aan werknemers die werden beschouwd als specifieke kennisdragers waarover de zorg bestond dat zij de organisatie zouden verlaten. Werkgeefster heeft de werknemers die deze bonus hebben ontvangen op 27 juli 2022 daarover een brief gestuurd. Werkneemster heeft geen brief ontvangen. Het hof oordeelt dat werkneemster zich zowel vóór als ná de betreffende brief van 27 juli 2022 bezig heeft gehouden met werkzaamheden die zagen op het merk X na de fusie. Het hof kan echter niet anders dan concluderen dat werkgeefster dat werk niet zodanig extra vond dat werkneemster daardoor tot de betreffende categorie behoorde. Het betrof een discretionaire bevoegdheid van werkgeefster om te bepalen welke omvang de additionele inspanningen moesten hebben om beloond te worden met een mergerbonus. Het hof ziet daarom geen reden om te oordelen dat werkneemster recht heeft op de mergerbonus. Voor wat betreft de billijke vergoeding blijft het hof bij hetgeen al is overwogen in de tussenbeschikking. Anders dan werkneemster heeft aangevoerd, acht het hof niet aannemelijk dat zij nog twee jaar in dienst zou zijn gebleven, gelet op de al lopende discussies o.a. met betrekking tot haar looninschaling.