Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 30 juli 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:1400
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de staat. De arbeidsovereenkomst loopt van 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2023. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Rijk (hierna: de cao) van toepassing. In de cao staat onder meer dat werknemer zich als goed ambtenaar moet gedragen. Werknemer is in opleiding bij de Douane voor werkzaamheden in de Rotterdamse haven waar containers worden gescand, onder andere op drugs. Voor deze functie heeft hij ook een verplichte BOA-bevoegdheid behaald. Op 17 januari 2023 vond een gesprek plaats met werknemer naar aanleiding van een loonbeslag van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ter voldoening van dertien dwangbevelen, met een totaalbedrag van € 5.638,19. Bij zijn indiensttreding gaf werknemer op dat hij woonachtig was in woonplaats B. Tijdens het gesprek verklaarde hij echter al enige tijd in woonplaats C te wonen bij zijn vriendin, waar hij zich niet kon inschrijven vanwege de aard van de woning. Sinds 2 januari 2023 huurt hij samen met zijn vriendin een woning in woonplaats A. Het Bureau Integriteit en Veiligheid (BIV) van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) heeft onderzoek gedaan en bij brief van 25 januari 2023 onder meer geschreven dat werknemer zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Deze informatie was aanleiding voor de staat om op 30 januari 2023 opnieuw het gesprek met werknemer aan te gaan. Bij brief van 31 januari 2023 is werknemer met ingang van diezelfde dag geschorst op grond van de cao vanwege twijfels over zijn integriteit als douaneambtenaar. De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking de arbeidsovereenkomst ontbonden op de i-grond met ingang van 1 september 2023 en aan werknemer een transitievergoeding toegekend van € 1.280,04 bruto en een bedrag van € 640,02 bruto als aanvullende vergoeding. Werknemer heeft in hoger beroep twee grieven tegen deze beschikking aangevoerd. Grief 1 richt zich tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ter onderbouwing heeft werknemer bepleit dat het onderzoek dat de staat heeft uitgevoerd niet voldoet aan de eisen die de BIPO daaraan stelt en dat het op basis van dat onderzoek verkregen bewijs moet worden uitgesloten voor de beoordeling van de aanwezigheid van een redelijke grond voor ontbinding. Grief 2 richt zich tegen de afwijzing van de billijke vergoeding.
Oordeel
Ontbinding arbeidsovereenkomst
Het hof erkent dat de staat een zekere discretionaire bevoegdheid heeft bij het al dan niet starten van een persoonlijk onderzoek volgens de BIPO. Hoewel een integriteitsschending aanleiding kan zijn voor een onderzoek, is de toepasselijkheid van de BIPO verplicht zodra zo'n onderzoek wordt gestart. Het hof oordeelt dat de raadpleging van politiegegevens een BIPO-onderzoek impliceert en dat de rechten van werknemer onder de BIPO niet zijn gerespecteerd. De staat heeft ten onrechte beweerd dat geen BIPO-onderzoek heeft plaatsgevonden. Hoewel het hof erkent dat de FIOD-onderzoeksmethode een ernstige inbreuk vormt op de privacy van werknemer, acht het hof de verkregen gegevens toelaatbaar als bewijs. Desondanks moet de handelwijze van de staat worden meegewogen bij de beoordeling van een eventuele billijke vergoeding voor werknemer. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege een combinatie van verwijtbaar handelen (e-grond) en een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen. Werknemer heeft aanvullend aangevoerd dat de i-grond niet mag worden gebruikt om andere onvolledige gronden te repareren, maar het hof oordeelt dat dit hier niet het geval is. Het hof oordeelt dat de combinatie van omstandigheden, zoals het onjuiste woonadres, de voertuigen op naam van werknemer, en de financiële problemen, een onaanvaardbaar integriteitsrisico oplevert voor zijn douanefunctie. Herplaatsing was niet aan de orde gezien de korte duur van de arbeidsovereenkomst en het integriteitsrisico. Het hof oordeelt dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden en dat werknemer recht heeft op de transitievergoeding en aanvullende vergoeding.
Billijke vergoeding
Het hof komt tot de conclusie dat de staat ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de BIPO niet toe te passen. De staat had zich moeten houden aan het beginsel van goed werkgeverschap en de zorgplicht die geldt bij integriteitsonderzoeken. Het hof oordeelt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst mede het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de staat. Het hof acht een vergoeding van € 5.000 bruto passend om te voorkomen dat de staat in de toekomst opnieuw op vergelijkbare wijze handelt.