Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 oktober 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:9767
Onverschuldigde betaling werkgever. Cao Uitzendkrachten. Einde dienstverband. Ziekte.

Feiten

Werknemer is op 29 maart 2021 in dienst getreden bij IQ Select B.V. op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, meer in het bijzonder een uitzendovereenkomst fase A. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat deze van rechtswege eindigt op de in de opdrachtbevestiging vermelde einddatum. IQ heeft tweemaal een opdrachtbevestiging aan werknemer gestuurd. In de eerste opdrachtbevestiging staat als aanvangsdatum 30 maart 2021 en als einddatum 28 september 2021. In de tweede opdrachtbevestiging staat als aanvangsdatum 29 september 2021 en als einddatum 27 maart 2022. Op 8 oktober 2021 heeft IQ schriftelijk aan werknemer medegedeeld dat de inlener werknemer niet meer zal oproepen voor het verrichten van arbeid en dat werknemer vanaf 11 oktober 2021 geen recht meer heeft op loondoorbetaling. IQ heeft vervolgens op 28 februari 2022 een bedrag van € 5.000 naar werknemer overgemaakt, met als betalingskenmerk ‘achterstallige betaling’. Bij beslissing van 24 mei 2022 heeft het UWV het verzoek van werknemer tot toekenning van een Ziektewetuitkering afgewezen, met als reden dat werknemer op en na 4 oktober 2021 niet wegens ziekte of gebreken ongeschikt was voor het verrichten van zijn arbeid. Op 10 juni 2022 heeft werknemer IQ in kort geding gedagvaard en diverse loonvorderingen ingesteld. Dit heeft geleid tot een vonnis waarbij de vorderingen van werknemer zijn afgewezen. IQ stelt dat zij op uitdrukkelijk verzoek van werknemer op 28 februari 2022 een bedrag van € 5.000 aan hem heeft betaald, zodat werknemer - tijdens het destijds lopende geschil tussen partijen over het al dan niet verschuldigd zijn van loon - niet in financiële problemen zou raken. Volgens IQ is deze betaling voorwaardelijk gedaan, in die zin dat IQ dit bedrag slechts terecht aan werknemer heeft betaald indien mocht blijken dat IQ daadwerkelijk nog loon aan werknemer verschuldigd was. IQ stelt zich op het standpunt dat uit het vonnis van 20 juli 2022 volgt dat werknemer na 11 oktober 2021 niet meer in dienst was bij IQ, zodat hij geen recht heeft op loondoorbetaling en het bedrag van € 5.000 dus onverschuldigd is betaald. Volgens IQ is werknemer op 11 oktober 2021 zelf akkoord gegaan met beëindiging van zijn dienstverband. Daarom vordert IQ in deze procedure dat werknemer wordt veroordeeld het bedrag van € 5.000 aan IQ terug te betalen.

Oordeel

Vast staat dat werknemer in ieder geval tot en met 4 oktober 2021 zijn werkzaamheden heeft verricht en dat IQ het loon tot 11 oktober 2021 aan werknemer heeft uitbetaald, een en ander conform de salarisspecificatie over de periode van 4 oktober 2021 tot en met 10 oktober 2021. Werknemer heeft niet betwist dat IQ op 28 februari 2022 een bedrag van € 5.000 aan hem heeft betaald en dat partijen in dat kader zijn overeengekomen dat deze betaling slechts is gedaan onder voorwaarde dat vast komt te staan dat werknemer nog recht op (achterstallig) loon had. Beoordeeld moet dan ook worden of werknemer vanaf 11 oktober 2021 nog recht heeft op doorbetaling van het loon. Partijen verschillen op dat punt vooral van mening over de vraag of werknemer akkoord is gegaan met beëindiging van zijn dienstverband bij IQ per 11 oktober 2021 dan wel of de arbeidsovereenkomst na die datum is blijven voortduren. Of de arbeidsovereenkomst wel of niet per 11 oktober 2021 tot een einde is gekomen kan - voor wat betreft de loonvordering over de periode van 11 oktober 2021 tot 18 februari 2022 - evenwel in het midden blijven, nu uit de toepasselijke CAO blijkt dat de loondoorbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 22 van de CAO op grond van artikel 5.2 van de arbeidsovereenkomst is uitgesloten. Dat leidt ertoe dat - ook als de arbeidsovereenkomst na 11 oktober 2021 zou hebben voortgeduurd - IQ slechts loon aan werknemer verschuldigd zou zijn over de periode waarin hij daadwerkelijk arbeid heeft verricht, tenzij werknemer arbeidsongeschikt was. Het staat voorts vast dat het UWV bij beslissing van 24 mei 2022 aan werknemer heeft medegedeeld dat hij geen recht heeft op een Ziektewetuitkering. Gelet op de beslissing op het bezwaar van het UWV van 6 februari 2023 is niet komen vast te staan dat werknemer in de periode van 11 oktober 2021 tot 18 februari 2022 arbeidsongeschikt was, zodat hij - ook als de arbeidsovereenkomst na 11 oktober 2021 zou zijn blijven voortduren - vanwege de overeengekomen uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting geen aanspraak kan maken op betaling van enig bedrag aan loon. In de beslissing op bezwaar van 6 februari 2023 heeft het UWV vastgesteld dat werknemer per 18 februari 2022 arbeidsongeschikt was. Vervolgens ligt de vraag voor of werknemer over de periode van 18 februari 2022 tot en met 27 maart 2022 (zijnde de datum waarop het dienstverband op grond van artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst in elk geval van rechtswege eindigt) recht heeft op doorbetaling van het loon. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet eerst beoordeeld worden of de arbeidsovereenkomst wel of niet per 11 oktober 2021 tot een einde is gekomen. De kantonrechter stelt vast dat dit niet het geval is. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst is blijven doorlopen totdat deze per 27 maart 2022 van rechtswege is geëindigd. Vast staat dat aan werknemer een Ziektewet-uitkering is toegekend per 18 februari 2022 ter hoogte van 70% van het dagloon. Op grond van artikel 25 lid 6 van de cao heeft de werknemer bij arbeidsongeschiktheid, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, recht op 90% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon gedurende de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid. Op grond van lid 7 van datzelfde artikel geldt de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid (in dit geval 18 februari 2022) als wachtdag, waarover de werknemer geen recht op doorbetaling van loon heeft. Dat betekent dat IQ in dit geval gehouden is de Ziektewetuitkering aan te vullen, in die zin dat zij 20% van het loon over de periode van 19 februari 2022 tot en met 27 maart 2022 aan werknemer verschuldigd is. De kantonrechter veroordeelt werknemer kort en goed om aan IQ terug te betalen het bedrag van € 5.000, verminderd met het netto-equivalent van de door IQ verschuldigde aanvulling van 20% van het loon van werknemer over de periode van 19 februari 2022 tot en met 27 maart 2022 en de wettelijke rente over dat loon.