Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 september 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:9760
Feiten
FNV probeert het kabinet te bewegen tot een structurele (verbeterde) zwaarwerkregeling te komen, die het voor werknemers met zware beroepen mogelijk maakt om al voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. In dat kader hebben er vanaf 23 mei 2024 diverse collectieve acties in verschillende sectoren plaatsgevonden. Op 15 augustus 2024 heeft FNV NS medegedeeld dat er op woensdag 11 september 2024 tussen 4.00 uur en 8.00 uur landelijke werkonderbrekingen bij NS en het streekvervoer zullen plaatsvinden. Op 4 september 2024 heeft Schiphol FNV gevraagd om een bevestiging dat in ieder geval een minimumdienstregeling (vier keer per uur een trein tussen Amsterdam Centraal, Schiphol en Hoofddorp) blijft rijden tussen 8.00 en 11.00 uur. Zij deed daarbij een beroep op een eerder gewezen kortgedingvonnis tussen Schiphol en FNV, waarin de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat bij een eerdere staking op 28 mei 2019 zo’n zelfde minimumdienstregeling moest blijven rijden. Voor de staking op 11 september 2024 zijn tussen partijen echter geen afspraken over een minimumdienstregeling tot stand gekomen. In onderhavige kortgedingprocedure vordert Schiphol dan ook dat de voorzieningenrechter de door FNV aangekondigde staking beperkt, in die zin dat de voorzieningenrechter FNV gebiedt ervoor zorg te dragen dat NS op 11 september 2024 tussen 4.00 en 11.00 uur in staat is om een minimumdienstregeling te laten rijden, FNV verbiedt enige andere collectieve acties bij NS te organiseren of ondersteunen die de minimumdienstregeling verstoren, vertragen of belemmeren en FNV gebiedt haar leden en andere werknemers van NS tijdig en adequaat te informeren mee te werken aan de minimumdienstregeling. De gemeente Haarlemmermeer heeft zich (succesvol) in onderhavige procedure aan de zijde van Schiphol gevoegd, omdat ook zij grote gevolgen voor de openbare orde en veiligheid voorziet als de aangekondigde staking ongeclausuleerd doorgaat.
Oordeel
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Schiphol toe en oordeelt als volgt. Een collectieve actie ex artikel 6 lid 4 ESH kan volgens artikel G ESH alleen worden beperkt indien dit maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is. Hiervan is volgens de voorzieningenrechter sprake. Volgens de voorzieningenrechter heeft Schiphol namelijk aan de hand van grafieken voldoende onderbouwd dat problemen ontstaan vanwege het piekmoment in de vroege ochtend van zowel passagiers- als personeelsstromen. Schiphol heeft daarbij laten zien dat zelfs bij een staking van ‘slechts’ vier uur de gevolgen voor het wegennet op en rond Schiphol ingrijpend zijn en dit allerlei risico’s voor de openbare orde en veiligheid met zich meebrengen, waaronder: (i) grote aantallen aankomende passagiers op Schiphol die niet wegkomen, (ii) vertrekkende passagiers die vast komen te zitten in het verkeer en zich lopend over de snelweg naar Schiphol gaan begeven, (iii) een grote terrorismedreiging wegens de grotere mensenmassa en (iv) minder vluchtmogelijkheden en minder mogelijkheden voor hulpdiensten om snel ter plaatse te komen. Daar komt bij dat – ook wanneer de minimumdienstregeling geldt – er nog steeds actie wordt gevoerd door FNV met de nodige hinder voor Schiphol. Dit geldt temeer nu de staking deel uitmaakt van een breed pakket aan landelijke collectieve acties in diverse sectoren gedurende een langere periode. Verder oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen reële, passende, alternatieven of maatregelen voorhanden zijn om de te verwachte risico’s voldoende te ondervangen. De door FNV aangedragen alternatieven voor reizigers vormen geen oplossing en zorgen er niet voor dat de onaanvaardbare drukte op het wegennet wordt voorkomen.