Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 1 oktober 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:10083
Feiten
Werknemer is op 19 augustus 2013 in dienst getreden bij Kaan Houtwarenindustrie B.V. (hierna: Kaan) en werkte laatstelijk in de functie van productiemedewerker. Op 23 augustus 2021 is werknemer uitgevallen. Met ingang van 20 augustus 2023 is een WIA-uitkering toegekend aan werknemer. Bij brief van 13 mei 2024 heeft de gemachtigde van werknemer aan Kaan gevraagd om mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband van werknemer met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Op 30 mei 2024 heeft Kaan aan de gemachtigde van werknemer laten weten dat een vaststellingsovereenkomst kan worden opgesteld en dat, indien deze juist is, Kaan zou overgaan tot uitbetaling. Op 3 juni 2024 heeft de gemachtigde van werknemer een vaststellingsovereenkomst aan Kaan gestuurd. Hier heeft Kaan niet op gereageerd, ook niet op de vervolg-e-mails van 10 en 17 juni 2024. Werknemer verzoekt de veroordeling van werkgeefster tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Oproeping
Kaan is niet op de zitting verschenen, maar is wel correct opgeroepen. Kaan heeft bij e-mail van 20 augustus 2024 een verweerschrift met producties ingediend, onder vermelding van de zittingsdatum en het eerdergenoemde kenmerk dat de rechtbank aan deze zaak heeft toegekend. Hieruit volgt dat Kaan bekend was met het verzoek van werknemer en op de hoogte was van de mondelinge behandeling van dit verzoek op 3 september 2024. Dit brengt met zich mee dat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld en beslist, zonder schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
Inhoudelijke beoordeling
Kaan had moeten meewerken aan de beëindiging van het dienstverband van werknemer onder toekenning van een vergoeding gelijk aan de transitievergoeding. Uit de stellingen van partijen en de stukken blijkt dat een beëindiging van de arbeidsovereenkomst eind augustus 2023 onderwerp van gesprek tussen hen is geweest. De arbeidsovereenkomst van werknemer is echter niet opgezegd, en uit niets blijkt dat Kaan werknemer heeft gewezen op zijn rechten met betrekking tot de transitievergoeding. Daarnaast heeft Kaan aan de gemachtigde van werknemer medegedeeld dat een vaststellingsovereenkomst kon worden opgesteld, als reactie op het voorstel van werknemer tot beëindiging van zijn slapend dienstverband met wederzijds goedvinden, maar er is vervolgens niets meer van Kaan vernomen. Dit brengt met zich mee dat Kaan heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap door niet in te stemmen met het redelijke voorstel van werknemer. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming van Kaan in de nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Door deze tekortkoming heeft werknemer schade geleden, die Kaan moet vergoeden. Met werknemer is de kantonrechter van oordeel dat deze schade gelijk is aan de door hem misgelopen Xella-vergoeding, die door werknemer is berekend op € 6.967,64 bruto. Het beroep van Kaan op verrekening van de aan werknemer te betalen vergoeding met te veel betaald salaris wordt gepasseerd. In het verweerschrift heeft Kaan niet uitgelegd waarom tijdens de ziekte van werknemer te veel loon betaald zou zijn, noch is gesteld welk bedrag verrekend zou moeten worden. Ten slotte staat een slechte financiële situatie er niet aan in de weg dat Kaan had moeten instemmen met het voorstel van werknemer. Kaan had immers aanspraak kunnen maken op compensatie van een betaalde Xella-vergoeding. Ook had Kaan zich kunnen beroepen op de wettelijke mogelijkheid tot betaling in termijnen van de transitievergoeding. Kaan heeft dit niet gedaan, en dat komt voor haar rekening en risico. Tot slot wordt Kaan veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en moet Kaan, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.