Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 oktober 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:9839
Feiten
Werknemer heeft sinds december 2019 gewerkt voor het bedrijf van zijn broer, Re-Flexx Services B.V. (hierna: Re-Flexx). Re-Flexx heeft op 6 mei 2024 een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen aangevraagd bij het UWV. Werknemer heeft zich op 9 mei 2024 ziekgemeld. Hij stelt dat Re-Flexx vanaf de ziekmelding te weinig loon (90%) betaald heeft en het vakantiegeld te laat heeft betaald. Re-Flexx betwist de arbeidsongeschiktheid van werknemer en ook dat zij tijdens de ziekte van werknemer 100% van het loon zou moeten doorbetalen. Werknemer vordert in deze procedure de wettelijke verhoging van 50%, de wettelijke rente over het achterstallige loon en het vakantiegeld. Daarnaast vordert hij doorbetaling van het loon (van 20 mei tot en met 16 juni 2024), vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De hoofdregel van artikel 7:629a BW bepaalt dat in het geval een werknemer loon vordert tijdens ziekte die vordering door de rechter wordt afgewezen als een deskundigenverklaring van het UWV ontbreekt. In kortgedingprocedures geldt echter een uitzondering op deze regel. Volgens de Hoge Raad is het in deze spoedprocedures aan de rechter om te bepalen of het wenselijk is dat de werknemer een deskundigenverklaring indient. Deze uitzondering is niet van toepassing als de werknemer voldoende tijd heeft gehad om zo'n verklaring aan te vragen. Dit laatste geldt hier niet nu Re-Flexx pas bij conclusie van antwoord de betwisting aanvoert. Toch oordeelt de kantonrechter dat het overleggen van een deskundigenverklaring in deze procedure niet nodig is nu de loonvordering op een andere grond wordt afgewezen. Re-Flexx heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat op de arbeidsovereenkomst met werknemer de NBBU-cao van toepassing is en dat in deze cao is bepaald dat bij de eerste 52 weken van ziekte 90% van het loon wordt uitbetaald. De toepasselijkheid van deze cao is niet weersproken door werknemer. Re-Flexx heeft dus terecht vanaf 9 mei 2024 90% van het loon betaald.
Re-Flexx heeft vervolgens aangevoerd dat zij tot en met 8 september 2024 90% van het loon heeft doorbetaald. Ter zitting heeft werknemer dit erkend. Nu tussen partijen vaststaat dat de arbeidsovereenkomst na het verlenen van de ontslagvergunning door het UWV per 24 augustus 2024 is geëindigd, eindigt daarmee per die datum de verplichting tot doorbetaling van het loon. Re-Flexx heeft aan haar loonbetalingsverplichtingen voldaan en zelfs nog tot 9 september 2024 90% van het loon betaald, terwijl dat na 24 augustus 2024 niet verplicht was. Nu werknemer niet heeft betwist dat deze periodieke betalingen tijdig zijn gedaan, wordt de gevorderde wettelijke verhoging en rente hierover ook afgewezen. Het verschuldigde loon is op tijd betaald. Re-Flexx is daarom geen wettelijke verhoging en rente verschuldigd. De gevorderde wettelijke verhoging over het te laat betaalde vakantiegeld wordt toegewezen. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Het vakantiegeld had op vrijdag 21 juni 2024 betaald moeten zijn en is betaald op maandag 9 juli 2024, althans dat is niet betwist. Voor een dergelijke korte overschrijding van de betalingstermijn is de wettelijke rente een afdoende sanctie en daarom wordt alleen deze toegewezen.