Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 9 oktober 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:5746
Vermoeden van fraude. Inschakeling onderzoeksbureau. Berusting in het ontslag op staande voet. Conservatoir beslag op de woning van werknemer met het doel € 537.634,05 aan schade te verhalen.

Feiten

Werknemer is op 23 april 2007 in dienst getreden van werkgeefster, laatstelijk werkzaam in de functie van financemanager. Werkgeefster stelt aan de hand van zestien gespecificeerde posten dat werknemer: (i) bedragen heeft overgeboekt van de bankrekening van werkgeefster naar bankrekeningen die gekoppeld zijn aan twee van zijn privécreditcards, (ii) de door werkgeefster verstrekte zakelijke creditcard voor niet-zakelijke doeleinden heeft gebruikt, (iii) een zakelijke creditcard van een overleden collega voor niet-zakelijke doeleinden heeft gebruikt, (iv) privé-uitgaven heeft gedaan op kosten van werkgeefster, (v) bedragen gedeclareerd heeft bij werkgeefster waar geen daadwerkelijke onkosten aan ten grondslag liggen en (vi) iPhones van werkgeefster heeft meegenomen en verkocht voor eigen gewin. Werknemer heeft erkend dat hij geld heeft onttrokken aan werkgeefster om zichzelf te bevoordelen. Werkgeefster stelt terecht dat dit kwalificeert als onrechtmatig handelen. Werknemer voert aan dat hij de laatste jaren voortdurend onder hoogspanning stond. Hij heeft dit ook regelmatig bij werkgeefster aangegeven. Bij gebrek aan een deugdelijk controlemechanisme heeft hij veel te lang zijn gang kunnen gaan.

Oordeel

Werknemer erkent dat hij van een viertal posten de bedragen zal moeten terugbetalen. Dit betekent dat op grond van deze erkentenis een bedrag van € 124.763,07 zal worden toegewezen. De overige twaalf door werkgeefster genoemde posten beoordeelt de kantonrechter per afzonderlijk post, waarbij ook aansluiting is gezocht bij de onderzoeksresultaten van het onderzoeksbureau. Werknemer wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 535.419,18. Werkgeefster vordert voorts een betaling van € 38.635,41 ex btw aan onderzoekskosten. Werknemer voert als verweer dat niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt en bovendien vindt hij de kosten onredelijk hoog. Het was volgens hem ook niet nodig om een onderzoeksbureau in te schakelen. Werkgeefster had dit onderzoek zelf uit kunnen voeren. De kantonrechter wijst de onderzoekskosten toe omdat het voor werkgeefster noodzakelijk was om een extern bureau in te schakelen voor het onderzoek. Van werkgeefster hoefde, mede gelet op de vestigingsplaats van haar hoofdkantoor, niet verwacht te worden dat zij haar eigen medewerkers een dergelijk onderzoek zou laten uitvoeren in plaats van een extern onderzoeksbureau. De vordering tot betaling van de beslagkosten wordt gedeeltelijk toegewezen en de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Omdat werknemer berust in het ontslag op staande voet wordt hij ook veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding.