Naar boven ↑

Rechtspraak

Hoge Raad legt namens universiteit te laat ingediend verweerschrift ter zijde en verzoekt advocaat-generaal opnieuw conclusie te nemen, zonder acht te slaan op verweerschrift.

Feiten

Op 1 maart 1992 is werknemer in dienst gekomen als wetenschappelijk docent bij de faculteit Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: EUR). Laatstelijk is hij in dienst als universitair hoofddocent Internationaal en Europees Belastingrecht. Van 1 maart 2012 tot 1 maart 2020 is werknemer tevens bijzonder hoogleraar Internationaal beleid en fiscale autonomie bij EUR geweest. EUR heeft in eerste aanleg verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden, onder meer vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft in hoger beroep de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt op 1 oktober 2023 vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Het hof heeft werknemer een transitievergoeding toegewezen en een billijke vergoeding, omdat de onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding (mede) een gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen c.q. nalaten van de EUR. Werknemer heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Bij brief van 5 december 2023 heeft de griffie van de Hoge Raad een afschrift van de procesinleiding aan EUR gezonden (hierna: de kennisgeving). In de kennisgeving staat onder meer dat EUR uiterlijk drie weken na de verzenddatum die in de kennisgeving is genoemd (5 december 2023) een verweerschrift kan indienen, alsook dat daarvoor uitstel kan worden gevraagd. De kennisgeving is op genoemde datum ook aan de advocaat van EUR in feitelijke instanties gezonden. De termijn van drie weken, genoemd in de kennisgeving, verstreek op 27 december 2023.

Bij brief van 14 december 2023 heeft de griffie van de Hoge Raad aan zowel EUR, als haar advocaat in feitelijke instanties, een bericht uit het digitale portaal gezonden, inhoudend dat de enkelvoudige civiele kamer in de Hoge Raad (hierna: de rolraadsheer) tot het oordeel is gekomen dat de zaak niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 80a RO en heeft bepaald dat zal worden voortgeprocedeerd (hierna: het 80a-bericht). Ook in deze brief staat dat (en hoe) een verweerschrift kan worden ingediend of uitstel daarvoor kan worden verzocht.

De cassatieadvocaat van EUR heeft op 2 januari 2024 gevraagd om een datum voor het indienen van een verweerschrift. Op 4 januari 2024 heeft de rolraadsheer het verzochte uitstel afgewezen. De rolraadsheer heeft die afwijzing vervolgens, na een verzoek tot heroverweging van EUR, gehandhaafd. De A-G heeft, met in aanmerkingneming van het door EUR ingediende verweerschrift, geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Werknemer maakt bezwaar tegen het in aanmerking nemen van het verweerschrift.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt over de toelaatbaarheid van het verweerschrift als volgt. Het procesreglement van de Hoge Raad (hierna: PR) regelt in artikel 3.2.7.1-3.2.7.3 de indiening van een verweerschrift in een verzoekschriftprocedure. In dit geval heeft de rolraadsheer bij de beoordeling van het verzoek tot heroverweging van de afwijzing van het verzoek tot bepaling van een datum voor indiening verweerschrift de door de cassatieadvocaat van EUR aangevoerde argumenten en omstandigheden beoordeeld en gemotiveerd verworpen. In zo’n geval kan bij de beoordeling of zich bijzondere omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 3.2.7.3 PR, worden aangesloten bij de maatstaf die geldt voor de beoordeling of moet worden teruggekomen van een beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen. Die maatstaf houdt in dat de rechter bevoegd, en ook gehouden, is om terug te komen van die beslissing indien naderhand blijkt van feiten of omstandigheden die, als de rechter die had gekend op het moment dat de beslissing werd genomen, tot het oordeel hadden geleid dat het onaanvaardbaar is om akte niet-dienen te verlenen. De beslissing berustte in dat geval immers op een onjuiste, waaronder is te begrijpen een onvolledige, juridische of feitelijke grondslag. Deze gehoudenheid om terug te komen van die beslissing doet zich bijvoorbeeld voor indien het op grond van een afweging van de aard van de fout die tot het niet nemen van het betrokken gedingstuk leidde en van alle betrokken belangen, feiten en omstandigheden – waaronder de naderhand gebleken feiten en omstandigheden – onaanvaardbaar zou zijn om geen gelegenheid te geven tot herstel van de fout.

De rolraadsheer heeft terecht beslist dat het verzoek tot verlenging van de verweertermijn te laat is gedaan. In artikel 3.2.7.2 PR ligt besloten dat zodanig verzoek moet worden gedaan voor de afloop van die termijn. Van een onjuiste juridische grondslag is dus geen sprake.

EUR heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, als de rolraadsheer die had gekend op het moment dat hij zijn beslissing nam, tot het oordeel hadden moeten leiden dat het onaanvaardbaar zou zijn om geen nieuwe verweertermijn te geven. Gebleken is dat de kennisgeving bij zowel EUR als op het kantoor van haar advocaat in feitelijke instanties (tevens dat van haar cassatieadvocaat) is aangekomen, maar niet tijdig het juiste bureau heeft bereikt. Dat komt voor risico van EUR. Bovendien was de cassatieadvocaat van EUR door de ontvangst van het 80a-bericht binnen de verweertermijn ervan op de hoogte dat cassatieberoep was ingesteld. In dat bericht is nogmaals gewezen op de mogelijkheid van verweer. Dat EUR er belang bij heeft dat haar verweerschrift in aanmerking wordt genomen en dat de werknemer door een uitstel niet in zijn belangen wordt geschaad, kan niet tot een andere beslissing leiden.

Het voorgaande brengt mee dat het cassatiemiddel van de werknemer zal worden beoordeeld zonder daarbij het verweerschrift van EUR te betrekken. Omdat de A-G acht heeft geslagen op het verweerschrift, zal de Hoge Raad een nieuwe conclusie vragen.

De Hoge Raad legt het namens EUR ingediende verweerschrift terzijde, verzoekt de A-G opnieuw conclusie te nemen en houdt iedere verdere beslissing aan.