Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 oktober 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:6892
Opzegging van de uitzendovereenkomst (fase A) van een uitzendkracht in verband met uitzendbeding wordt vernietigd door schijn van achteraf opgemaakte brief met opzegging opdrachtgever vlak voor ziekmelding.

Feiten

Werkneemster is op 5 juli 2023 voor bepaalde tijd bij werkgeefster in dienst getreden als uitzendkracht, fase A. De uitzendovereenkomst is aangegaan voor 52 weken (tot en met 3 juli 2024). De uitzendovereenkomst bevat een uitzendbeding. Dit uitzendbeding bepaalt dat de uitzendovereenkomst eindigt bij het einde van de terbeschikkingstelling op verzoek van de opdrachtgever, in geval van ziekte of een ongeval en de dag voordat werkneemster instroomt in fase B. Werkneemster werd door werkgeefster ingezet bij Mevlana. Op 11 maart 2024 heeft de zoon van werkneemster haar ziekgemeld wegens een herseninfarct. Het UWV heeft op 23 april 2024 de aangevraagde Ziektewetuitkering afgewezen, omdat werkneemster nog een arbeidsovereenkomst heeft. Op 30 mei 2024 heeft de gemachtigde van werkgeefster en brief van Mevlana, gedateerd op 4 maart 2024, aan de gemachtigde van werkneemster doorgestuurd waarin staat dat Mevlana de inlening wegens het niet tevreden zijn over het functioneren van werkneemster wil beëindigen. Op basis van deze brief stelt werkgeefster zich op het standpunt dat de uitzendovereenkomst met werkneemster op 6 maart 2024 is geëindigd. In onderhavige procedure verzoekt werkneemster de kantonrechter de opzegging te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te herstellen. Werkneemster stelt zich daarbij op het standpunt dat het uitzendbeding door het verstrijken van 26 weken zijn geldigheid was verloren. Bovendien betwist werkneemster de opzegging. Het is volgens haar opmerkelijk dat de brief toevallig net voor haar ziekte zou zijn verstuurd en dat deze brief pas na de melding van arbeidsongeschiktheid naar voren komt. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat de opzegging wel rechtsgeldig was en dat deze opzegging geen verband houdt met de ziekmelding, nu het einde van de terbeschikkingstelling plaatsvond voor de ziekmelding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan werkneemster meent, was nog wel sprake van een uitzendovereenkomst fase A met uitzendbeding, omdat in de ABU-cao een langere geldigheidsduur is geregeld. De kantonrechter is wel van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de inlener de overeenkomst op 4 maart 2024 per 6 maart 2024 heeft opgezegd. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat werkgeefster de verzending, ontvangst en doorzending van de brief van 4 maart 2024 geenszins heeft onderbouwd. Het feit dat enkel per gewone post zou zijn gecommuniceerd roept reeds vraagtekens op, nu het zeker in deze tijd en met korte lijnen tussen inleners en uitzendbureaus onaannemelijk is dat communicatie alleen per gewone post verloopt. Voorts is ter zitting door de zoon van werkneemster nauwkeurig en concreet verklaard dat hij zijn moeder op 8 maart 2024 nog naar haar werk heeft gebracht – dus na twee dagen nadat de overeenkomst volgens werkgeefster zou zijn geëindigd – voor haar nachtdienst van 8 op 9 maart 2024. Ook van 7 op 8 maart 2024 heeft werkneemster nog gewerkt. Verder was het UWV weken later, in ieder geval op 23 april 2024, nog niet geïnformeerd over het einde van het dienstverband van werkneemster. Het bericht van de opzegging heeft werkneemster bovendien pas op 30 mei 2024 per Whatsapp bereikt, zodat het er eerder de schijn van heeft dat de brief achteraf, na de ziekmelding van werkneemster, is opgesteld om doorbetaling tijdens ziekte te voorkomen. Voor zover de brief van 4 maart 2024 zou moeten worden gezien als opzegging, is deze niet rechtsgeldig. Werkneemster heeft de brief namelijk pas op 30 mei 2024 ontvangen en toen was sprake van een opzegverbod. Dat betekent dat de opzegging zal worden vernietigd, waardoor de arbeidsovereenkomst is doorgelopen en van rechtswege is geëindigd op 3 juli 2024. Over deze periode is werkgeefster achterstallig salaris verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50%.