Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 21 maart 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:7465
Feiten
Werknemer is tot mei 2018 werkzaam bij Pluryn op de jeugdinstelling DHG. Door DHG is onder meer opvang geboden aan bewoner X. Hij is begin 2016 in een gesloten groep geplaatst, waar werknemer werkzaam was. Tijdens een rustuur heeft X suïcide gepleegd. Werknemer heeft X aangetroffen en hem samen met een collega gereanimeerd. Dit mocht echter niet baten. Werknemer is in mei 2018 gestopt met zijn werkzaamheden. Op 24 maart 2020 heeft werknemer Pluryn aansprakelijk gesteld. Pluryn heeft geen aansprakelijkheid erkend. Werknemer heeft een gz-psycholoog ingeschakeld, die o.a. diverse stoornissen heeft gediagnostiseerd. Pluryn heeft een geneeskundig adviseur ingeschakeld, die heeft aangegeven dat ‘er zeer duidelijke factoren in de voorgeschiedenis bij betrokkene spelen, die als oorzaak kunnen worden gezien voor de psychische klachten’. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat Pluryn aansprakelijk is.
Oordeel
Vaststaat dat werknemer op 3 juni 2016 een jongere, van wie hij de begeleider was, in zijn slaapkamer heeft aangetroffen nadat deze zelfmoord had gepleegd. Dat dit voor werknemer een traumatische gebeurtenis is geweest als gevolg waarvan hij schade heeft geleden, volgt uit de brief van de gz-psycholoog. De psycholoog schrijft immers dat werknemer is gediagnostiseerd met onder meer PTSS, een depressieve stoornis, paniekstoornis en agorafobie en dat zijn klachten zijn ontstaan na de suïcide van de jongere op de groep. De medisch adviseur van Pluryn heeft in zijn rapportage van 8 november 2021 weliswaar vermeld dat voor de psychische klachten ook een oorzaak kan worden gevonden in zijn voorgeschiedenis, maar de medisch adviseur spreekt ook van recidive en dat de oorzaak van de psychische klachten veeleer in zijn verleden ligt. Daaruit, en met inachtneming van de rapportage van de psycholoog van werknemer, leidt de kantonrechter af dat de oorzaak van de klachten van werknemer dus niet enkel in zijn verleden ligt maar ook in de impact van het hem op 3 juni 2016 overkomen incident. Daarmee is in voldoende mate komen vast te staan dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Pluryn heeft verder niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Uit het casusonderzoek van de Arbeidsinspectie volgt dat Pluryn ten aanzien van haar medewerkers het suïcidepreventiebeleid niet op orde had omdat er geen beleid was ter voorkoming van suïcide en het ook aan passende scholing aan alle medewerkers ontbrak. Vervolgens heeft Pluryn in de periode na de suïcide onvoldoende toegezien op het welzijn van werknemer. Zo is er weliswaar een herdenkingsbijeenkomst gehouden en is voor alle medewerkers slachtofferhulp ingeschakeld, maar Pluryn heeft niet weersproken dat geen sprake was van op werknemer toegesneden, gestructureerde en geplande nazorg. Dit lag in de gegeven omstandigheden wel op haar weg. Nu verder niet in geschil is dat de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer leidt het voorgaande tot de slotsom dat Pluryn jegens werknemer niet heeft voldaan aan haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW, dat zij aansprakelijk is voor zijn schade die het gevolg is van het incident op 3 juni 2016 en dat zij, althans haar verzekeraar Amlin, verplicht is die schade aan hem te vergoeden.