Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 7 november 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:6423
Werknemer niet-ontvankelijk in verzoek om transitievergoeding na ontslag op staande voet. Beroep werkgever op vervalbeding (art. 7:686a lid 4 onder b BW) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgeefster. Op 26 maart 2024 is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt toekenning van de transitievergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verzoek van werknemer om een transitievergoeding moest op grond van artikel 7:686a lid 4 onder b BW uiterlijk drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus uiterlijk op 26 juni 2024, bij de rechtbank zijn ingediend. Dit is echter pas op 2 september 2024 gebeurd. Het gaat hier om een vervalbeding en werkgeefster heeft daar een beroep op gedaan. Werknemer stelt zich op het standpunt dat het beroep van werkgeefster op dit beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter vindt het beroep van werkgeefster op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Het gaat om een heel strenge termijn. Werknemer was weliswaar geplaatst in een instelling, maar anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012 (zie AR 2012-0592), waar werknemer een beroep op heeft gedaan, was dat niet vanwege een ernstige psychische stoornis als schizofrenie maar wegens depressieve klachten en suïciderisico. Werknemer is tijdens zijn verblijf in de instelling bezig geweest met het regelen van zijn Ziektewetuitkering en de uitbetaling van zijn verlofdagen. Hij had hiervoor bijstand van een medewerker van de FNV. Deze medewerker heeft kennelijk geen aanleiding gezien om namens werknemer aanspraak te maken op een transitievergoeding. Dat maakt echter niet dat de overschrijding van de vervaltermijn verschoonbaar is. Omdat werknemer in staat was zijn zaken te behartigen en bijstand had van de FNV, was zijn situatie niet anders dan die van andere werknemers die worden ontslagen. Werknemer wordt niet-ontvankelijk verklaard.