Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Ministerie van Financiën, c.q. de Belastingdienst
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 9 december 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:6812
Afwijzing verzoek oud-werkneemster Belastingdienst tot toekenning billijke vergoeding (€ 915.000), althans een aanvullende uitkering op grond van de cao Rijk. Opzegging arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte, met toestemming UWV, is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen Belastingdienst.

Feiten

Met ingang van 1 oktober 2020 is werkneemster in dienst getreden bij de Belastingdienst in de functie van Informant C Belastingtelefoon. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Rijk van toepassing. Werkneemster is vanaf 2 februari 2021 arbeidsongeschikt. Bij brief van 22 maart 2024 heeft de Belastingdienst de arbeidsovereenkomst met werkneemster – met toestemming van het UWV – opgezegd met ingang van 1 mei 2024. Werkneemster ontvangt met ingang van 31 januari 2023 een IVA-uitkering. De Belastingdienst heeft een transitievergoeding van € 5.961,07 bruto voldaan. Werkneemster verzoekt de kantonrechter de Belastingdienst te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 915.000, althans een aanvullende uitkering zoals genoemd in paragraaf 8.3 van de cao Rijk. Volgens werkneemster zijn er meerdere gebeurtenissen geweest die hebben bijgedragen aan haar uitval en/of het mislukken van de re-integratie, en kan de Belastingdienst daarvan een ernstig verwijt worden gemaakt.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster legt meerdere gebeurtenissen/gronden ten grondslag aan haar verzoek, die door de kantonrechter afzonderlijk worden besproken. Zo stelt werkneemster dat zij uit het BHV-team en uit een OLPZ-meeting is gezet. Deze werkzaamheden maken echter geen onderdeel uit van de bedongen arbeid, zodat zij wat dat betreft ook niet kan eisen dat zij hieraan deel mag nemen. Uit de stukken van werkneemster blijkt verder dat zij klaagt over een opmerking van een collega tegen een andere collega over het decolleté van werkneemster. De opmerking is niet tegen werkneemster zelf gemaakt en kan om die reden niet als intimidatie worden gezien, maar wel als kwetsend of ongepast. De Belastingdienst heeft echter gereageerd op de klachten van werkneemster en uit een gespreksverslag blijkt dat werkneemster een gesprek met de Belastingdienst heeft ervaren ‘als een afsluiting’. Werkneemster heeft verder gedurende haar re-integratie bij de Belastingdienst op enig moment aangegeven dat zij voor zichzelf geen toekomst meer ziet bij de Belastingtelefoon, vanwege een in haar ogen onprettige werksfeer. Daarop heeft de Belastingdienst aangegeven haar te zullen steunen in de zoektocht naar ander werk. Werkneemster is op 24 januari 2022 begonnen op de afdeling Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). Dit is naar het oordeel van de kantonrechter het enige onderdeel waar de Belastingdienst als werkgever wellicht steken heeft laten vallen. Hoewel er begeleiding was toegezegd bleek dat in de praktijk slechts in beperkte mate aanwezig. Aan de andere kant speelden ook nu weer de oude klachten en frustraties over voorvallen in het verleden. UHT heeft de proefplaatsing beëindigd vanwege het ontbreken van de juiste vaardigheden en competenties bij werkneemster. Gezien de meervoudige problematiek is het onwaarschijnlijk dat de re-integratie wel zou zijn gelukt als er meer begeleiding was geweest, omdat dan nog steeds de oude frustraties zouden hebben gespeeld en de aanwezigheid van bepaalde collega’s in het gebouw. Alles bij elkaar oordeelt de kantonrechter dus dat de Belastingdienst als werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Als er al enkele punten zijn waar de Belastingdienst steken heeft laten vallen, komt de mate van verwijtbaarheid niet in de buurt van het gestelde criterium. Het toewijzen van een billijke vergoeding is gezien het voorgaande dus niet mogelijk. Ook voor toekenning van een vergoeding op basis van paragraaf 8.3 van de cao Rijk is geen aanleiding, nu geen sprake is van een beroepsincident, dienstongeval of beroepsziekte. Afwijzing van de verzoeken van werkneemster volgt.