Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 3 december 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:12909
Feiten
Werkneemster is op 16 juni 2018 bij Actomat B.V. in dienst getreden. Zij verricht als senior medewerkster werkzaamheden op een tankstation. Sinds 16 februari 2023 is werkneemster gedeeltelijk arbeidsongeschikt; zij lijdt aan de ziekte van Crohn. In juni/juli 2024 is het betreffende tankstation verbouwd en is een alarm aangebracht op de in het tankstation aanwezige magazijndeur. Dat alarm gaat af gedurende de tijd dat die deur geopend is, bijvoorbeeld tijdens laden en lossen. Dit vindt enkele keren per week plaats en duurt dan zo’n twintig minuten. Omstreeks 12 of 13 september 2024 heeft werkneemster, terwijl het geluid van het alarm afging, een draad van dat alarm met een schaar gesaboteerd, waardoor het geluid ophield. Toen de shiftmanager op 13 september 2024 vroeg wie de draad van het alarm had gesaboteerd, heeft werkneemster geantwoord dat zij dat had gedaan. De shiftmanager heeft dit vervolgens niet doorgegeven aan het hogere management en om die reden is de shiftmanager naderhand uit haar functie gezet en in een lagere functie geplaatst. Van 16 september tot 24 september 2024 is werkneemster afwezig geweest vanwege vakantie. Werkneemster is op 25 september 2024 op staande voet ontslagen. Werkneemster verzoekt vernietiging van het ontslag en doorbetaling van loon. Voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt Actomat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-, g-, h- dan wel i-grond.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven en dringende reden ontbreekt
De kantonrechter is allereerst van oordeel dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. De shiftmanager was al op 14 september 2024 op de hoogte van de sabotage van het alarm door werkneemster. De shiftmanager heeft dit echter niet doorgegeven aan het sitemanagement. Dat laatste komt in het kader van de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven echter voor rekening en risico van Actomat. Actomat heeft onvoldoende voortvarend gehandeld door tien dagen te wachten met het starten van een onderzoek. Dat werkneemster vanaf 16 september 2024 met vakantie was, doet daar niet aan af. Het ontslag is dan ook niet onverwijld gegeven. De kantonrechter is verder van oordeel dat er geen sprake is van een dringende reden. De kantonrechter neemt aan dat het geluid van het alarm indringend was, maar niet aannemelijk is geworden dat het geluid dusdanig ondraaglijk was dat Actomat haar zorgplicht als werkgever heeft geschonden door daar niets aan te doen. Als werkneemster het alarm niet verdroeg, had zij ook andere maatregelen kunnen nemen, zoals het dragen van gehoorbescherming. Hoewel werkneemster had moeten weten dat je als werknemer geen alarm of zoemer onklaar mag maken, heeft zij wel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de consequenties van het onklaar maken van het alarm op de magazijndeur onvoldoende heeft voorzien (werkneemster dacht dat het enkel een deurzoemer betrof en geen veiligheidssysteem). Bovendien verkeert werkneemster gelet op haar persoonlijke omstandigheden in een kwetsbare arbeidsmarktpositie: zij lijdt aan de ziekte van Crohn en heeft inmiddels ook ernstige knieklachten. Bovendien is zij (48 jaar oud) een wat oudere werkneemster en heeft zij altijd goed gefunctioneerd. Al met al is er geen sprake van een dringende reden. Het ontslag wordt vernietigd en Actomat wordt veroordeeld tot doorbetaling van loon.
Afwijzing ontbindingsverzoek
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hierbij weegt voor de kantonrechter zwaar dat sprake is van een incident en dat het handelen van werkneemster er niet op was gericht haar werkgever schade te berokkenen. Zij wilde alleen een hinderlijk geluid laten stoppen waarover zij al eerder had geklaagd. Verder weegt mee dat werkneemster de sabotage desgevraagd heeft opgebiecht en dat zij gedurende acht jaar prima heeft gefunctioneerd. Ook haar kwetsbare arbeidsmarktpositie wordt meegewogen. Afwijzing van het ontbindingsverzoek volgt.