Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 2 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:6662
Feiten
Werknemer is op 2 september 2019 in dienst getreden van werkgever. Werknemer werkte vanaf begin 2024 als teamleider van de kassa-afdeling in de supermarkt van werkgever. Op 11 september 2024 hebben partijen met elkaar gesproken over het wegnemen van geld door werknemer. Werknemer is tijdens dit gesprek op staande voet ontslagen vanwege het vervreemden van geld uit de kassa. Op 22 oktober 2024 heeft een onderzoeksbureau (op verzoek van werkgever) een rapport uitgebracht over een onderzoek naar het wegnemen van gelden door werknemer. In dat rapport staat de conclusie dat werknemer geld heeft weggenomen van werkgever en dat het bewijs daarvoor wordt geleverd door een combinatie van beschikbare informatie, te weten kassabonnen, camerabeelden, administratie en de verklaring van werknemer tijdens het gesprek van 11 september 2024. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer betwist niet dat hij geld heeft weggenomen uit de supermarkt, maar stelt zich op het standpunt dat hij toestemming had van werkgever om geld uit de kluis te halen als hij geld nodig had en de eerstvolgende salarisbetaling niet kon afwachten. Werkgever heeft betwist dat hij werknemer hiervoor toestemming heeft gegeven. De kantonrechter kan de stelling van werknemer niet als juist aanvaarden, omdat deze ongeloofwaardig voorkomt. Werknemer heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen blijken van de gestelde afspraak. In de transcriptie van het gesprek van 11 september 2024 zijn ook geen aanwijzingen te vinden voor zo’n afspraak, terwijl het toch logisch was geweest als werknemer in dat gesprek op zijn minst had gehint op de volgens hem geheime afspraak tussen hem en werkgever. De gestelde afspraak kan dus niet worden aangenomen. Dan blijft de erkenning van het wegnemen van geld en de onderbouwing daarvan in het onderzoeksrapport over. Dit brengt mee dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Afwijzing van de verzoeken van werknemer volgt. Werknemer wordt veroordeeld aan werkgever te betalen een schadevergoeding van € 5.281,86.