Naar boven ↑

Rechtspraak

eiseres/gedaagden
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 24 oktober 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:12188
Loonvordering arbeidsongeschikte werknemer afgewezen. Werknemer heeft over die periode een Ziektewetuitkering ontvangen waardoor artikel 7:629 lid 5 BW aan toewijzing in de weg staat.

Feiten

Eiseres is op 7 februari 2017 in dienst getreden bij gedaagde 1 als operator. In juni 2021 is eiseres ziek uitgevallen. Vanaf september 2022 heeft eiseres geen loon meer uitbetaald gekregen. Eiseres vordert loonbetaling. Over 1 september 2022 tot en met 7 juni 2023 heeft eiseres wel een ziektewetuitkering ontvangen. Gedaagde 1 voert aan ten onrechte in de procedure te zijn betrokken omdat hij zijn feitelijke activiteiten per 1 januari 2022 heeft gestaakt en de werkzaamheden zijn overgenomen door gedaagde 2. Eiseres heeft dit niet bestreden. Gedaagde 2 is van mening dat de vordering van eiseres jegens hem dient te worden afgewezen omdat eiseres geen inzage heeft gegeven in de ontvangen Ziektewetuitkering. Daarnaast voert gedaagde 2 aan dat de loondoorbetalingsverplichting per 8 juni 2023 is geëindigd. Ook vordert eiseres opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen. Volgens eiseres zijn gedaagde 3 en gedaagde 4 als bestuurder en gevolmachtigde van gedaagde 2 persoonlijk aansprakelijk omdat zij evident onrechtmatig zouden handelen jegens eiseres door het UWV onjuist te informeren over het staken van de bedrijfsactiviteiten. Gedaagde 3 en gedaagde 4 hebben aangevoerd dat zij zijn afgegaan op informatie van hun verzekeringsadviseur zodat van persoonlijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Eiseres is niet-ontvankelijk voor zover zij gedaagde 1 heeft gedagvaard omdat gedaagde 2 de arbeidsovereenkomst tussen gedaagde 1 en eiseres heeft overgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiseres erkend dat de loondoorbetalingsverplichting per 8 juni 2023 afliep. De kantonrechter oordeelt dat er voorts ook geen grond is om het gevorderde loon over de periode van 1 september 2022 tot en met 7 juni 2023 te betalen. Eiseres heeft over die periode een Ziektewetuitkering ontvangen. Niet is gebleken dat het UWV die heeft teruggevorderd of voornemens is dat te doen. Gedaagde 2 heeft gelet op artikel 7:629 lid 5 BW het loon dat eiseres had moeten ontvangen terecht verminderd met de uitkering. Eiseres heeft niet gesteld dat de door haar ontvangen uitkering lager is dan haar loonaanspraak. De loonvordering wordt afgewezen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan gedaagde 2 gehouden is om vakantiedagen uit te betalen. De arbeidsovereenkomst is niet geëindigd. Datzelfde geldt voor het verzoek van eiseres tot betaling van de transitievergoeding. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen omdat gedaagde 2 niet veroordeeld wordt om achterstallig loon te betalen. Aangezien de vorderingen tegen gedaagde 2 worden afgewezen, hoeft niet meer op eventuele persoonlijke aansprakelijkheid van gedaagde 3 en gedaagde 4 in te worden gegaan. De proceskosten worden gecompenseerd.