Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 6 december 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:9500
Feiten
Werknemer is op 1 oktober 1990 in dienst getreden bij Atos. Werknemer was werkzaam voor de Duitse organisatie van Atos. De functie van werknemer was één managementlaag onder de Atos CEO. In 2023 heeft Atos besloten om bedrijfsorganisatorische veranderingen door te voeren in de Duitse organisatie. Op 24 oktober 2023 is officieel aan werknemer medegedeeld dat zijn functie zou vervallen vanwege boventalligheid. Op 25 oktober 2023 heeft Atos werknemer een vaststellingsovereenkomst gezonden. Op 7 november 2023 heeft Atos werknemer geïnformeerd dat vanwege nieuwe ontwikkelingen de herstructurering op pauze werd gezet. Op 5 december 2023 heeft Atos werknemer de functie Account Executive Belgium aangeboden, welk aanbod werknemer heeft afewezen. Begin april 2024 heeft Atos een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV op grond van bedrijfseconomische redenen. Deze aanvraag heeft het UWV afgewezen. Atos heeft werknemer nadien uitgenodigd voor een herplaatsingsgesprek. Werknemer is niet ingegaan op deze uitnodiging. Atos verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege bedrijfseconomische redenen. Werknemer verzoekt de kantonrechter het ontbindingsverzoek toe te wijzen onder toekenning van primair de vergoeding uit het Boventalligheidsplan van Atos en subsidiair een billijke vergoeding en transitievergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aangezien werknemer het eens is met de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, wordt dat verzoek toegewezen met ingang van 1 januari 2025. Tussen partijen is in geschil of de aangeboden functie van Account Executive Belgium een passende functie is. Zo ja, dan heeft werknemer geen recht op een ontslagvergoeding. Atos erkent dat het verschil in omzetwaarde tussen de voormalige en de aan werknemer aangeboden functies groot is. Ook heeft Atos erkend dat de aangeboden functie een lagere functie is dan de voormalige functie. Omdat de omzetwaarde van de accounts van de aangeboden functie op het moment dat deze werd aangeboden maar 15% van de omzetwaarde van de account van de voormalige functie bedroeg, zou de bonus veel lager uitpakken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de aangeboden functie geen passende functie is. De groei in omzet van de account die hoort bij de aangeboden functie heeft zich pas bijna een jaar na de boventalligverklaring voorgedaan en heeft met een andere samenvoeging van functies te maken. Atos wordt veroordeeld om op grond van het boventalligheidsplan € 883.331 aan werknemer te betalen. De gevorderde bonus van april 2023 wordt eveneens toegewezen. De aanspraak van werknemer op een bonus over de maanden daarna wordt afgewezen. Werknemer verricht al gedurende één jaar geen werkzaamheden en is niet verschenen op een gesprek over de herplaatsingsmogelijkheden. De kantonrechter is van oordeel dat de aanspraak op bonussen mede afstuit omdat werknemer zich onvoldoende heeft ingespannen om gedurende de tijd dat hij thuis zat toch op enigerlei wijze van betekenis te zijn voor Atos. De kantonrechter ziet grond de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Atos wordt in de proceskosten veroordeeld.