Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ Stichting Persoonlijk VO
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 december 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:8082
De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de raad van toezicht is onregelmatig, nu er geen tussentijdse opzegmogelijkheid bestond.

Feiten 

PVO biedt een onderwijsconcept aan voor het voortgezet onderwijs in Nederland. Uit onderzoek van de onderwijsinspectie in 2022 bleek dat sprake was van financieel wanbeleid en de inspectie was negatief over de kwaliteitszorg en kwaliteitscultuur. Eind 2022 heeft een bestuurlijke fusie plaatsgevonden, als gevolg waarvan de PVO-scholen één overkoepelend bestuur hebben. Op 1 mei 2023 is werkneemster gestart met het verrichten van werkzaamheden voor PVO op basis van een overeenkomst van opdracht. Op 1 augustus 2023 is het interim-bestuur van PVO afgetreden en is werkneemster als statutair bestuurder benoemd. Op dezelfde datum is werkneemster in dienst getreden als voorzitter van het college van bestuur van PVO. Eind november 2023 heeft de onderwijsinspectie kenbaar gemaakt dat uit de inspectie is gebleken dat bij twee scholen de onderwijskwaliteit onvoldoende is en voor twee zeer zwak. Drie scholen lagen onder de opheffingsnorm. Vervolgens hebben er meerdere vergaderingen plaatsgevonden met de raad van toezicht. Voor vijf van de acht scholen is een afbouwscenario ingezet. Daarover heeft communicatie – ook naar buiten – plaatsgevonden. Op 5 februari 2024 heeft de GMR bij de raad van toezicht een klacht ingediend over communicatie door werkneemster. Op 13 februari 2024 heeft de raad van toezicht o.a. een formulering aan werkneemster voorgehouden voor de brief aan de GMR met betrekking tot de schoolsluitingen. Op 19 februari 2024 heeft de raad van toezicht aan werkneemster bericht dat zij heeft geconstateerd dat de besproken formulering niet is overgenomen en dat dit door de raad van toezicht als storend en onacceptabel wordt ervaren. Werkneemster heeft daarop o.a. gereageerd dat er ‘duidelijke afwegingen zijn gemaakt in de formulering die met kundige juristen afgestemd is’. Op 1 maart 2024 is werkneemster op non-actief gesteld en is aan haar het voornemen tot ontslag als bestuurder kenbaar gemaakt. Werkneemster is toegang tot de systemen ontzegd. Zij heeft verzocht om toegang te krijgen, omdat zij anders niet op het voornemen tot ontslag kan reageren. Werkneemster heeft op 12 maart 2024 haar zienswijze gegeven op het voorgenomen ontslag. Werkneemster heeft alsnog toegang gekregen tot de systemen. Op 13 maart 2024 heeft de GMR positief geadviseerd over het ontslag. Op 18 maart 2024 is werkneemster ontslagen als bestuurder. Ook is haar arbeidsovereenkomst opgezegd. De WW-uitkering is afgewezen, omdat er geen tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst stond. Werkneemster verzoekt betaling van een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. 

Oordeel 

De centrale vraag is of op de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de raad van toezicht per 1 mei 2024 onregelmatig is. Dat is naar oordeel van de rechtbank het geval. Partijen verschillen van mening over de betekenis van de overeengekomen allonge; staat daarin wel of geen opzegbeding. Bij de uitleg komt het aan op de Haviltex-norm. De rechtbank oordeelt dat uit de tekst van de allonge en evenmin uit hetgeen naar voren is gebracht in de procedure, volgt dat is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussentijds kon worden opgezegd.  De rechtbank is daarnaast van oordeel dat ook niet is vast komen te staan dat PVO de arbeidsovereenkomst met werkneemster tussentijds kon opzeggen op grond van de Rechtspositieregeling PVO. Niet is gebleken dat deze regeling op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. De toepasselijkheid is niet in de arbeidsovereenkomst vastgelegd en ligt ook niet in de rede. Aan werkneemster wordt de gefixeerde schadevergoeding toegekend, zij dat die wordt gematigd door de rechtbank. De rechtbank volgt PVO in haar standpunt dat de verhouding tussen de zeven maanden die werkneemster daadwerkelijk voor PVO heeft gewerkt en de 27 maanden waarover het loon moet worden doorbetaald niet in balans is. Ook is niet waarschijnlijk dat de arbeidsovereenkomst nog tot augustus 2027 zou hebben voortgeduurd gelet op de verstoorde verhoudingen. De schadevergoeding wordt gematigd tot het loon over zes maanden. De overige vorderingen worden afgewezen.