Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 7 januari 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:19
Feiten
Werkneemster is sinds 15 mei 2017 in dienst bij Laco Borne B.V. als zweminstructrice met een salaris van € 2.530,61 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Op 23 oktober 2024 werd meegedeeld dat de bedrijfsnaam was gewijzigd in Sportfondsen Borne B.V. Werkneemster heeft zich ziekgemeld op 26 juli 2022. Uit een arbeidsdeskundig onderzoek van 30 november 2022 bleek dat het eigen werk duurzaam niet passend was. Mediation en een spoor 2-re-integratietraject werden geadviseerd. Hoewel mediation in februari 2023 geen oplossing bood, heeft werkneemster zich in september 2023 beter gemeld. Na gesprekken over werkhervatting in oktober 2023, volgde een nieuwe ziekmelding op 30 oktober 2023. Op 30 april 2024 heeft de bedrijfsarts wederom een spoor 2-traject geadviseerd, dat in juni 2024 is gestart. Het UWV heeft op 20 juni 2024 een loonsanctie opgelegd aan Sportfondsen Borne vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen, verplichtend tot loonbetaling tot 22 juli 2025. In een rapport van 18 juni 2024 is vastgesteld dat het spoor 2-traject niet adequaat was ingezet. De bedrijfsarts heeft op 25 juni 2024 en in oktober 2024 bevestigd dat werkneemster niet kan terugkeren in haar oorspronkelijke functie en heeft voortzetting van spoor 2 geadviseerd. Vervolgens is werkneemster per 4 november 2024, in het kader van een detacheringsovereenkomst, bij het UWV geplaatst als medisch secretaresse voor 32 uur per week tot 31 mei 2025. Volgens een voortgangsrapportage van 10 november 2024 sluit deze functie uitstekend aan bij de capaciteiten en interesses van werkneemster, die zich prettig voelt in haar nieuwe werkomgeving. Werkneemster verzoekt de kantonrechter Sportfondsen Borne te veroordelen om werkneemster toe te laten tot het verrichten van de bedongen arbeid.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vordering van werkneemster om door Sportfondsen Borne te worden toegelaten tot haar eigen werk als zweminstructrice wordt afgewezen. Uit de rapportages van de bedrijfsarts, het besluit van het UWV van 20 juni 2024 en de arbeidsdeskundige blijkt dat terugkeer naar het eigen werk duurzaam niet mogelijk is. Dat werkneemster tijdens de zitting aangeeft zich fysiek in staat te voelen om als zweminstructrice te werken, verandert dit oordeel niet. Werkneemster heeft geen bezwaar gemaakt tegen het UWV-besluit en de adviezen van de bedrijfsarts en arbeidsdeskundige. Daarom wordt ervan uitgegaan dat terugkeer naar het eigen werk onmogelijk is en dat een spoor 2-re-integratietraject de juiste aanpak is. Sportfondsen Borne heeft gehandeld in lijn met de adviezen en opdrachten van de betrokken deskundigen.
De re-integratie in het spoor 2-traject werpt bovendien vruchten af, aangezien werkneemster nu via een detachering als medisch secretaresse bij het UWV werkt. Dat niet vaststaat wat er na afloop van de detachering op 31 mei 2025 gebeurt, vormt geen reden om de vordering toe te wijzen. Het spoor 2-traject is de enige aangewezen weg, en Sportfondsen Borne heeft hieraan voldaan.
De vorderingen van werkneemster worden daarom afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 677, bestaande uit € 542 aan salaris van de gemachtigde en € 135 aan nakosten. In dit geval bestaat geen reden om af te wijken van het liquidatietarief.