Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 23 december 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:7049
Contract arbeidsongeschikte uitzendkracht onterecht beƫindigd. Hoewel overeenkomst spreekt van periodes van vier weken, vermeldt deze ook dat stilzwijgend wordt verlengd tot het begin van fase 3, na 52 weken. Toepassing Haviltex-norm. Onduidelijkheid einddatum voor rekening werkgeefster, mede omdat werknemer en zijn vrouw uit Roemeniƫ zijn gekomen, een leaseauto hebben ontvangen en werkgeefster onduidelijk heeft gecommuniceerd over duur overeenkomst.

Feiten

Werkgeefster is een uitzendbureau. Werknemer is afkomstig uit Roemenië en is op 22 april 2024 bij haar in dienst getreden op basis van een uitzendovereenkomst. De uitzendovereenkomst valt onder de NBBU-cao. Daarnaast hebben werkgeefster en werknemer een plaatsingscontract afgesloten, op basis waarvan werknemer vanaf 22 april 2024 als buschauffeur wordt ingezet bij onderneming 1, die hem vervolgens heeft doorgeleend aan onderneming 2. Op 31 juli 2024 heeft werknemer zich ziekgemeld en is hij arbeidsongeschikt gebleven. Werkgeefster heeft op 23 augustus 2024 per e-mail gemeld dat de uitzendovereenkomst per 11 augustus 2024 is geëindigd. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de uitzendovereenkomst minimaal tot het begin van fase 3, namelijk 20 april 2025, zou doorlopen. Hij baseert dit op de bepaling dat de overeenkomst telkens stilzwijgend wordt verlengd tot fase 3 en op mondelinge toezeggingen. Voorts voert werknemer aan dat het ontslag in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte. Werkgeefster stelt dat de overeenkomst telkens voor vier weken is aangegaan en dat deze van rechtswege eindigt na ommekomst van die periode. Volgens haar is de overeenkomst na de ziekmelding niet verlengd, in lijn met artikel 3 van de overeenkomst, waarin staat dat de overeenkomst bij arbeidsongeschiktheid eindigt op de overeengekomen einddatum. Werkgeefster stelt tevens dat er geen sprake is van verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.

Werknemer verzoekt de kantonrechter een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd op 11 augustus 2024, en vernietiging van de eventuele opzegging door werkgeefster. Voorts verzoekt hij doorbetaling van 90% van zijn salaris vanaf 11 augustus 2024. Ook eist werknemer dat werkgeefster onderneming 1 en onderneming 2 zal informeren dat de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter is hersteld. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De overeengekomen einddatum van de uitzendovereenkomst is onduidelijk. De uitleg van de een overeenkomst dient te geschieden aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Hoewel de overeenkomst spreekt van periodes van vier weken, vermeldt deze ook dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd tot het begin van fase 3, na 52 weken. Deze onduidelijkheid komt voor risico van werkgeefster, mede omdat werknemer niet juridisch werd bijgestaan en in een zwakkere positie verkeert. Het is redelijk om de uitzendovereenkomst uit te leggen als een overeenkomst die doorloopt tot het einde van fase 1/2, namelijk 20 april 2025. Dit oordeel wordt versterkt door het feit dat werknemer en zijn vrouw uit Roemenië zijn gekomen, een leaseauto hebben ontvangen en werkgeefster geen duidelijke communicatie heeft gegeven over de duur van de overeenkomst. De arbeidsovereenkomst loopt derhalve door tot 20 april 2025. Het verzoek tot een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd, wordt afgewezen omdat werknemer geen zelfstandig belang heeft aangetoond. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging wordt eveneens afgewezen, omdat werkgeefster niet heeft opgezegd, maar heeft gehandeld in de veronderstelling dat de overeenkomst van rechtswege is geëindigd. De loonvordering van werknemer wordt toegewezen. Werkgeefster dient 90% van het salaris tot 20 april 2025 door te betalen.