Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 9 december 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:9402
Feiten
X is oprichter, enig aandeelhouder en formeel bestuurder van Houtproducten.nl B.V. (hierna: Houtproducten.nl). Tot en met het eerste kwartaal van 2022 handelden X en/of zijn broer door middel van een eenmanszaak in houtproducten. Y, destijds bevriend met de broer van X, verrichtte werkzaamheden voor hen zonder hiervoor betaald te worden. Y ontvangt al jaren een bijstandsuitkering (WMO). Na de oprichting van Houtproducten.nl heeft Y werkzaamheden in het pand van de vennootschap verricht, eveneens zonder betaling. Op 30 juli 2024 schrijft X een brief aan Y waarin hij bevestigt dat hun samenwerking per 29 juli 2024 is beëindigd. X geeft aan dat Y bekend is met de redenen, waaronder het gebrek aan bereidheid om inzicht te geven in de werkzaamheden, financiële transacties en openstaande omzet van Houtproducten.nl. Ook wordt Y verweten scheldwoorden en dreigende taal te hebben geuit, wat heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. In de brief sommeert X Y om de bedrijfswagen, een Mercedes, in te leveren en verbiedt hij het gebruik ervan voor een geplande vakantie.
Y vordert betaling van achterstallig loon vanaf april 2022 op basis van een voltijds arbeidsovereenkomst, inclusief toeslagen en correcties volgens de toepasselijke cao. Daarnaast wordt gevraagd om een duidelijke berekening van het salaris, een juiste functie-indeling en correcte specificaties over 2022 en 2023. Ook wordt wettelijke rente, een verhoging en een dwangsom gevorderd bij niet-naleving, evenals vergoeding van proceskosten. Y stelt dat er sinds april 2022 sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat Houtproducten.nl tot nu toe nalatig is geweest in de loonbetaling. Houtproducten.nl voert verweer en stelt primair dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst met Y en verzoekt om afwijzing van alle vorderingen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 7:610 BW is sprake van een arbeidsovereenkomst als de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Tussen partijen is niet in geschil dat Y feitelijk werkzaamheden heeft verricht (mede) ten behoeve van Houtproducten.nl. Houtproducten.nl heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Niet alleen is er nooit loon betaald, maar ook is er geen sprake van een gezagsverhouding, zo begrijpt de kantonrechter het verweer. Y, die een uitkering van de sociale dienst genoot, verrichtte zijn werkzaamheden vrijwillig en partijen beoogden door middel van een samenwerking met de handel in houtproducten winst te maken.
Bewijslast
Gelet op de stellingen van Y liggen de stelplicht en - gelet op gemotiveerde betwisting door Houtproducten.nl - de bewijslast dat sprake is van een arbeidsovereenkomst op Y. Aangezien nimmer loon is betaald is er geen sprake van het rechtsvermoeden dat er een arbeidsovereenkomst bestaat.
Y heeft aangevoerd dat er sprake was van gezag, onder andere door instructies via WhatsApp, bedrijfskleding met het logo van Houtproducten.nl, klantcontact, aansturing van anderen, het gebruik van een bedrijfsauto en toegang tot bedrijfsgebouwen en beveiligingsbeelden. Daarnaast stelt Y dat hem meermaals loon is toegezegd. Houtproducten.nl betwist dit en stelt dat er sprake was van een commerciële samenwerking die niet winstgevend was. De kantonrechter draagt Y op om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, inclusief een gezagsverhouding en toezegging van loon. Een verdere beslissing over de verzoeken van Y en het voorwaardelijk tegenverzoek van Houtproducten.nl wordt aangehouden tot vaststaat of er een arbeidsovereenkomst bestaat. Ook de vraag welke cao van toepassing is, wordt op een later moment beoordeeld.