Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:641
Feiten
Werknemer was tot 31 juli 2018 in dienst bij X, de rechtsvoorganger van Borgesius Rotterdam B.V. (hierna: Borgesius Rotterdam). Hij stelt schade te hebben geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, bestaande uit lichamelijke en psychische klachten. Volgens hem zijn deze klachten veroorzaakt door het handelen en nalaten van Borgesius Rotterdam. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat Borgesius Rotterdam aansprakelijk is en eist een schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Hij vraagt een voorschot van € 25.000 voor immateriële schade en € 65.000 voor inkomensverlies. Borgesius Rotterdam voert verweer en stelt primair dat de vordering verjaard is.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat een rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart vijf jaar nadat werknemer bekend is geworden met de schade en de partij die hij aansprakelijk acht. Omdat werknemer uiterlijk op 31 juli 2018 – de dag dat zijn dienstverband eindigde – hiervan op de hoogte was, had hij de verjaring uiterlijk op 31 juli 2023 moeten stuiten. Werknemer beroept zich op een brief van zijn advocaat op 19 december 2018 en een e-mail op 11 september 2020 als stuitingshandelingen. Borgesius Rotterdam betoogt dat deze berichten niet duidelijk genoeg waren om als stuitingshandelingen te gelden, maar de kantonrechter oordeelt dat dit wel het geval is. In de brief wijst werknemer op het verband tussen zijn klachten en de werkomstandigheden, stelt hij dat sprake is van slecht werkgeverschap, en roept hij Borgesius Rotterdam op aansprakelijkheid te erkennen. Hij geeft bovendien aan open te staan voor een schikking.
De e-mail benadrukt eveneens het verband tussen de klachten en de werkomstandigheden en vraagt Borgesius Rotterdam om aansprakelijkheid te erkennen. Daarbij vermeldt werknemer expliciet dat dit bericht moet worden beschouwd als een officiële sommatie. Hoewel Borgesius Rotterdam betwist dat zij de brief en e-mail heeft ontvangen, merkt de kantonrechter op dat de brief naar hetzelfde postbusnummer is gestuurd als vermeld in een eerdere beslissing van het UWV. Het is echter onzeker of de brief is aangekomen, aangezien deze niet aangetekend is verzonden.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol van woensdag 19 februari 2025. Borgesius Rotterdam mag schriftelijk reageren op gestelde vragen. Daarna krijgt werknemer de mogelijkheid om daarop te reageren. Tot slot houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.