Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 6 november 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:7311
Feiten
Werknemer heeft geruime tijd stage gelopen bij werkgeefster. Daarna heeft hij van 12 juni 2017 tot en met 31 maart 2019 een arbeidsovereenkomst met werkgeefster gehad. Op deze arbeidsovereenkomst is de cao voor het levensmiddelenbedrijf van toepassing (hierna: de cao). Aan het begin van zijn arbeidsovereenkomst is werknemer door werkgeefster ingedeeld in schaal A als aankopend kassamedewerker. Per januari 2018 heeft werkgeefster werknemer ingedeeld in functieschaal B als zelfstandig kassamedewerker. Volgens werknemer had werkgeefster hem, gelet op zijn taken en verantwoordelijkheden, in de periode van juni 2017 tot juni 2018 moeten indelen in schaal D als afdelingsverantwoordelijke en in de periode vanaf juni 2018 tot het einde van zijn arbeidsovereenkomst in schaal D als afdelingschef A. Daarom maakt werknemer aanspraak op nabetaling van salaris, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Klachtplicht en rechtsverwerking
Werkgeefster voert primair als verweer dat werknemer niet op tijd heeft geklaagd over de inschaling. Bovendien is er volgens werkgeefster sprake van rechtsverwerking. De kantonrechter passeert dit verweer. Alhoewel de klachtplicht van artikel 6:89 BW in dit geval van toepassing is, is de kantonrechter van oordeel dat de klachtplicht niet in de weg staat aan de vordering van werknemer. Daarbij is doorslaggevend dat vaststaat dat werkgeefster begin 2021 onderzoek heeft gedaan naar de inschaling van al haar huidige en ex-werknemers. Werkgeefster heeft naar aanleiding daarvan het salaris van een aantal medewerkers aangepast. Werknemer heeft hierover op dat moment geen bericht van werkgeefster ontvangen. Dit onderzoek van werkgeefster vormde voor werknemer, die toen al twee jaar uit dienst was en hierover via ex-collega's vernam, aanleiding om ook navraag te doen over zijn salaris en (ook) bij werkgeefster te klagen over zijn inschaling. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van rechtsverwerking. Werkgeefster heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat werknemer zijn rechten heeft verwerkt omdat van hem al redelijkerwijs enig handelen had mogen worden verwacht. Toen werknemer er in 2021 achter kwam dat zijn inschaling mogelijk niet klopte, heeft hij voldoende voortvarend gehandeld.
Nabetaling salaris
De kantonrechter wijst de vordering tot nabetaling van salaris af. De kantonrechter stelt hierbij voorop dat een werkgever een zekere beleidsvrijheid heeft bij de waardering van een functie in het kader van een functie-indeling met het oog op de op grond van de cao te betalen salarissen. Beoordeeld moet daarom worden of werkgeefster bij het waarderen van de functie van werknemer binnen de grenzen van het toepasselijke systeem is gebleven en in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om hem in loonschaal A en later in loonschaal B in te delen. In dat kader moet getoetst worden of werknemer structureel werkzaamheden heeft verricht die geheel, of ten minste in relevante mate, onder een andere functieomschrijving dan kassamedewerker vallen. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer niet voldoende heeft gesteld voor de conclusie dat hij structureel werkzaamheden heeft verricht die geheel, of ten minste in relevante mate, onder een andere functieomschrijving dan die van kassamedewerker vallen. De kantonrechter is het met werkgeefster eens dat uit het incidenteel vervullen van functieoverstijgende taken niet kan worden afgeleid dat de werkzaamheden van werknemer structureel voldeden aan de omschrijving van een hogere functie. Verder wijst werkgeefster er terecht op dat werknemer geen leidinggevende taken of functioneel leidinggevende taken heeft vervuld die voldoen aan de definitie uit het functiehandboek en behoren bij functies in schaal C en D. De kantonrechter concludeert dat de functie van werknemer niet onder loongroep D of C valt en wijst de vorderingen van werknemer af.