Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Hoger Onderwijs Nederland
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 3 februari 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:1239
Arbeidsovereenkomst tussen (zieke) werkneemster en hogeschool wordt op verzoek van werkneemster ontbonden met toekenning van transitievergoeding. Geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van hogeschool.

Feiten
Werkneemster is sinds 8 juni 2009 in dienst van Stichting Hoger Onderwijs Nederland (hierna: InHolland), laatstelijk in de functie van student-decaan. Sinds 17 mei 2023 is werkneemster ziekgemeld. In onderhavige procedure verzoekt werkneemster om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en InHolland. Ook verzoekt zij de kantonrechter InHolland te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, een billijke vergoeding en een immateriële schadevergoeding. Kort gezegd stelt werkneemster dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door InHolland doordat zij heeft moeten werken in een onveilige werksituatie en dat gedurende langere tijd en onder verschillende leidinggevenden en met verschillende collega’s, die haar zouden hebben gepest en hebben buitengesloten. Tevens stelt zij dat zij structureel werd overbelast. Van haar zijde erkent InHolland dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden, zij het dat InHolland van mening is dat werknemer geen transitievergoeding, billijke vergoeding of immateriële schadevergoeding zou moeten toekomen. 

Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. 

Ontbinding
InHolland heeft zich niet tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzet en heeft daarmee het bestaan van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding erkend. Daarom zal de kantonrechter hoe dan ook de arbeidsovereenkomst ontbinden. Nu werkneemster zelf de stap heeft genomen om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst te verzoeken, terwijl zij ook eerst had kunnen werken aan haar herstel, geeft zij kennelijk de ontslagbescherming bij ziekte van artikel 6:670, lid 1 BW op. Het is dan niet langer aan de kantonrechter om te oordelen dat de voortdurende arbeidsongeschiktheid van werkneemster aan ontbinding in de weg staat. Aldus zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden per 23 november 2024.

Vergoedingen
Werkneemster heeft, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan haar zijde, in ieder geval recht op de transitievergoeding. Voor toekenning van de billijke vergoeding is vereist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van InHolland. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld over de periode voorafgaand aan de ziekmelding van werkneemster komt naar het oordeel van de kantonrechter echter geen eenduidig beeld naar voren dat het enkel en alleen aan InHolland te wijten zou zijn dat werkneemster in de situatie is beland waarin zij zich nu bevindt. Of en in hoeverre een en ander in overwegende mate aan de leidinggevenden en collega’s dan wel aan werkneemster toegeschreven kan worden kan in het midden blijven, maar wel is duidelijk dat InHolland telkens op zoek is gegaan naar een andere functie voor werkneemster en die ook gevonden heeft. Zelfs heeft InHolland aangekondigd, na communicatieproblemen in haar huidige functie, opnieuw op zoek te gaan naar een nieuwe werkplek voor werkneemster. Zover is het niet gekomen, want blijkbaar was deze aankondiging reden voor werkneemster om zich ziek te melden. Daar komt nog bij dat InHolland heeft aangeboden om onder leiding van een mediator geschilpunten en oplossingsmogelijkheden te verkennen, zodra werkneemster voldoende hersteld zou zijn. Dat aanbod heeft werkneemster per e-mail van 18 juni 2024 van de hand gewezen omdat zij van InHolland niet de erkenning zou krijgen met betrekking tot hetgeen haar overkomen is. Tot slot wordt de stelling van werkneemster dat zij niet kan herstellen zolang de arbeidsverhouding in stand blijft, niet ondersteund door het Arbeidskundig Rapport van het UWV. Samenvattend luidt het oordeel van de kantonrechter dan ook dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door InHolland. De verzoeken van werkneemster tot toekenning van een billijke vergoeding en een immateriële schadevergoeding worden afgewezen.