Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 17 januari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:79
Feiten
Werknemer is van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2024 in dienst geweest van werkgeefster als autoverkoper voor 28 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijven (de cao) van toepassing. In de nieuwe cao zijn loonsverhogingen afgesproken, vanaf 1 januari 2024 en vanaf 1 augustus 2024. Werkgeefster heeft vanaf maart 2024 het loon en het vakantiegeld in mei 2024 niet volledig uitbetaald. Eind augustus 2024 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd, waardoor de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2024 is geëindigd. Werknemer heeft werkgeefster herhaaldelijk verzocht om betaling, maar verdere betaling is uitgebleven. Werknemer vordert veroordeling van werkgeefster om hem een deugdelijke eindafrekening en de nog niet gedeelde salarisspecificaties over de periode vanaf januari 2024 tot en met de uitdiensttreding te verstrekken, loonaangifte te doen conform zijn huidige salaris voor de periode van januari 2024 tot en met de uitdiensttreding, bij gebreke waarvan werkgeefster een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van € 10.000 verbeurt. Ook vordert hij betaling van het uitstaande loon over de periode van maart 2024 tot einde dienstverband, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum opeisbaarheid tot het moment van algehele betaling en te vermeerderen met de 6% loonsverhoging op grond van de cao vanaf januari 2024 en de cao-loonsverhoging van € 90 naar evenredigheid vanaf 1 augustus 2024, de wettelijke verhoging te vermeerderen met de wettelijke rente per datum opeisbaarheid tot het moment van algehele betaling, de volledige transitievergoeding en beslagkosten. Werkgeefster is niet verschenen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op basis van de door werknemer overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat werknemer het loon over de maanden maart 2024 tot en met september 2024 en het vakantiegeld per mei 2024 niet volledig uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. Daarnaast gaat de kantonrechter ervan uit dat de cao-loonsverhogingen - de 6% per 1 januari 2024 en de € 90 naar evenredigheid per 1 augustus 2024 - nog niet zijn uitbetaald. De betaling van € 3.000 die werknemer op 23 augustus 2024 onder vermelding van ‘Loon werknemer’ heeft gekregen, moet als gedeeltelijke betaling van het achterstallige loon worden beschouwd. Omdat werkgeefster niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan, is zij bovendien de maximale wettelijke verhoging van 50% verschuldigd. Ook gaat de kantonrechter ervan uit dat werkgeefster aan werknemer geen loonstroken over de maanden januari tot en met september 2024 en geen eindafrekening heeft verstrekt, waarin ook de cao-loonsverhogingen vanaf 1 januari 2024 zijn verwerkt. Dit is in strijd met artikel 7:626 BW. Verder gaat de kantonrechter ervan uit dat werkgeefster over de periode vanaf januari 2024 tot en met september 2024 geen juiste loonaangifte heeft gedaan. De gemachtigden van werknemer hebben ter zitting toegelicht dat werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd vanwege het uitblijven van het achterstallige loon, hetgeen als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt, waardoor hij op grond van artikel 7:673 BW aanspraak maakt op de transitievergoeding. Gelet op het voorgaande komen de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen worden daarom toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen over het verschuldigde loon en de wettelijke verhoging, omdat er geen verweer is gevoerd. Ook de gevorderde dwangsommen worden toegewezen. De beslagkosten die werknemer vordert, zijn eveneens toewijsbaar.