Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 7 januari 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:87
Ontslag op staande voet wegens het niet nakomen van re-integratieverplichtingen en het weigeren van passende werkzaamheden houdt geen stand. Toewijzing vergoedingen.

Feiten

Werkgeefster is als stichting (onder meer) actief in het bevorderen, stimuleren en ontwikkelen van gespecialiseerde methoden voor privacyborging binnen zorginstellingen. Werkneemster is op 1 december 2023 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (zeven maanden), in de functie van administratief medewerkster backoffice voor 32 uur per week en tegen een maandsalaris van € 2.634,73 bruto. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding. Tijdens een gesprek begin mei 2024 is onder meer het naderende einde van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2024 ter sprake gekomen. Hoewel partijen twisten over de vraag vanuit wiens initiatief, is in ieder geval de beslissing genomen dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Na het gesprek heeft werkgeefster per e-mail bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en per 1 juli 2024 wordt ontbonden. Werkneemster is vervolgens vrijgesteld van werk met doorbetaling van loon tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst onder vermelding dat wat werkgeefster betreft werkneemster het restant van de contractperiode mag gebruiken voor het zoeken naar een nieuwe baan. Werkneemster reageert daarop met de mededeling dat zij niet heeft aangegeven het contract te willen beëindigen en dat zij op de gang van zaken wil terugkomen. Via haar gemachtigde betwist werkneemster dat het initiatief tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst bij haar lag en zij maakt aanspraak op de transitievergoeding. Daarnaast is verzocht de opgenomen vakantiedagen in juni weer aan het verlofsaldo toe te voegen, daar zij de aangevraagde vakantie wenst in te trekken nu ze is vrijgesteld van werk. Voorts is het standpunt ingenomen dat werkgeefster geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie-/relatiebeding en is een beroep op nietigheid van die bedingen gedaan. Bij e-mail van 23 mei 2024 heeft werkgeefster bevestigd dat zij het verlofverzoek heeft ingetrokken en meegedeeld dat daardoor de vrijstelling van werk met behoud van loon is komen te vervallen. Werkneemster werd maandag 27 mei 2024 op kantoor verwacht voor het uitvoeren van alternatieve werkzaamheden. Overleg tussen partijen levert geen resultaat op waarop werkneemster zich ziek meldt. Er ontstaat vervolgens discussie over de vraag of werkneemster in strijd handelt met haar re-integratieverplichtingen nu zij alsnog op vakantie is gegaan en daardoor niet in staat is om de bedrijfsarts te bezoeken. Werkneemster wordt op 20 juni 2024 op staande voet ontslagen. Werkneemster verzoekt diverse vergoedingen en een verklaring voor recht dat werkgeefster geen recht kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.

Oordeel

Voor de beoordeling van de vraag of het door werkgeefster gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de bij brief van 20 juni 2024 opgegeven ontslagredenen maatgevend. Deze zijn: (i) het niet naleven van de re-integratieverplichtingen en (ii) het weigeren van passende werkzaamheden. Het gestelde niet naleven van de re-integratieverplichtingen ziet op de omstandigheid dat werkneemster niet is verschenen bij de bedrijfsarts op 19 juni 2024. De kantonrechter acht het niet onredelijk dat werkneemster haar verlofaanvraag heeft ingetrokken. Dat werkgeefster zich hierna geconfronteerd zag met een langere periode van vrijstelling met uitbetaling van extra uren moge wellicht zo zijn, maar werkneemster heeft nog voorgesteld alsnog de verlofuren op te nemen. Werkgeefster heeft dit, zonder dat gebleken is van een gegronde reden, geweigerd. Ook als er wel van uit zou worden gegaan dat werkgeefster het verlofverzoek gegrond zou hebben geweigerd en werkneemster niet zou zijn vrijgesteld van haar re-integratieverplichtingen, is er naar het oordeel van de kantonrechter nog geen sprake van een situatie waarin werkneemster zodanig haar re-integratieverplichtingen zou hebben veronachtzaamd dat ontslag op staande voet de aangewezen weg zou zijn. De vorderingen van werkneemster worden toegewezen.