Rechtspraak
Feiten
Werknemer is via een uitzendbureau werkzaam geweest bij werkgeefster. Ergo is de aansprakelijkheidsverzekeraar van werkgeefster. Op 14 februari 2020 is werknemer na een toiletbezoek bij de hygiënesluis tussen het toilet en de productieruimte ten val gekomen. Bij brief van 25 maart 2020 heeft werknemer werkgeefster aansprakelijk gesteld. Ergo heeft vervolgens een toedrachtonderzoek laten uitvoeren. Op basis van de uitkomsten daarvan is aansprakelijkheid afgewezen. Er zou sprake zijn geweest van een alledaags risico van struikelen en vallen. Er zou geen sprake zijn geweest van een natte/gladde vloer en voldaan zou zijn aan de zorgplicht. De toenmalige belangenbehartiger van werknemer heeft hierop niet gereageerd. Bij brief van 22 februari 2022 heeft de huidige belangenbehartiger zich tot het toedrachtonderzoek-kantoor gericht, de toedracht toegelicht, en gevraagd om aansprakelijkheid te erkennen. Op 20 april 2022 is namens Ergo meegedeeld dat er geen aanleiding is om haar standpunt te herzien. Op verzoek van werknemer heeft een (voorlopig) getuigenverhoor plaatsgevonden. Hierna heeft werknemer wederom gevraagd of aansprakelijkheid wordt erkend, waarop afwijzend is gereageerd. Werknemer heeft daarna het deelgeschil aanhangig gemaakt. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat werkgeefster aansprakelijk is.
Oordeel
Dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, staat niet ter discussie. Werknemer hoeft niet te bewijzen wat de toedracht van het bedrijfsongeval was en wat de oorzaak ervan is geweest. Werknemer – met een beperkte beheersing van de Nederlandse taal – heeft in dit geval twee toedrachten gesteld. De kantonrechter komt tot het oordeel dat – ongeacht het “valscenario” – niet is komen vast te staan dat werkgeefster alle veiligheidsmaatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevergd om ongevallen als het onderhavige te voorkomen. Met verwijzing naar een conclusie van advocaat-generaal Hartlief oordeelt de kantonrechter dat sprake is van een situatie zoals omschreven in die conclusie. Er is sprake van structurele blootstelling aan de mogelijke gevaren van het betreden van de hygiënesluis, zodat niet altijd sprake zal zijn van optimale concentratie en alertheid. Hoewel het risico van een val (van een laag trapje) klein is, wordt dit risico groter gelet op het structurele gebruik daarvan. Werkgeefster had bovendien makkelijk maatregelen kunnen treffen. Verder is in dit geval gebleken dat het uitzendbureau werknemer eenmalig heeft geïnstrueerd over het gebruik van de hygiënesluis en tegen hem heeft gezegd dat hij de leuning moet vasthouden. Daarna is er bij het gebruik niet meer stilgestaan. Evenmin is gebleken dat er toezicht wordt uitgeoefend op het gebruik ervan, in het bijzonder het in acht nemen van de juiste gebruikswijze. De kantonrechter begrijpt best wel dat van werkgeefster niet verwacht kan worden dat zij permanent toezicht bij de sluis plaatst, maar dat een leidinggevende bij tijd en wijlen stil heeft gestaan bij het juiste gebruik van de hygiënesluis, is ook niet vastgesteld. De vordering wordt toegewezen.