Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 22 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:321
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2003 in dienst getreden van werkgeefster en is laatstelijk werkzaam als business unit manager tegen een salaris van € 6000 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Op 7 oktober 2024 heeft werknemer zich ziek gemeld. Volgens de arbeidsovereenkomst heeft werknemer het eerste jaar van ziekte recht op doorbetaling van 100% van zijn loon. Werkgeefster heeft het loon over november en december 2024 niet uitbetaald. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van werkgeefster tot betaling van achterstallig en toekomstig salaris. Werkgeefster voert verweer en beroept zich op betalingsonmacht.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De loonvordering over november en december 2024 wordt toegewezen. Eventuele betalingsonmacht ontslaat de werkgever niet van de verplichting het loon te betalen. De kantonrechter wijst daarbij de maximale wettelijke verhoging toe. Ook de toekomstige loonvordering wordt toegewezen. Uit het betalingsgedrag van werkgeefster over de voorgaande maanden en de stelling dat zij financieel in zwaar weer verkeert, volgt de verwachting dat werkgeefster ook het loon over deze maand en de komende maanden niet (tijdig) zal voldoen. Hierbij weegt ook mee dat werknemer een ontbindingsverzoek heeft ingediend, waarmee de kans bestaat dat de arbeidsovereenkomst binnen afzienbare tijd tot een einde zal komen. De vordering tot betaling van vakantiebijslag wordt afgewezen, nu deze nog niet opeisbaar is.