Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 29 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:489
Werkgever dient werknemer € 873,08 bruto aan achterstallig loon te betalen, te vermeerderen met wettelijke verhoging (25%) en rente.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgeefster. Werknemer vordert veroordeling van werkgeefster tot betaling van achterstallig salaris. In een tussenvonnis van 19 juni 2024 is onder andere geoordeeld dat de arbeidsomvang van werknemer per 5 oktober 2018 dient te worden vastgesteld op 141,76 uur per maand. Uit de overgelegde stukken kon niet worden opgemaakt tegen welke arbeidsomvang werknemer is verloond over de periode 5 oktober 2018 tot 1 oktober 2021. Werknemer is om die reden in de gelegenheid gesteld een berekening over te leggen. Werkgeefster heeft daarnaast een beroep op verrekening gedaan. Zij stelt dat zij te veel loon heeft betaald over de maanden augustus, september en oktober 2021.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer stelt dat hij in oktober 2018 tegen 141,75 uur is verloond. Werkgeefster voert aan dat het aannemelijk is dat november en december 2018 ook tegen 141,75 uur zijn verloond. Werknemer heeft dit niet inhoudelijk weerlegd. De kantonrechter stelt om die reden vast dat werknemer over de periode oktober tot en met december 2018 correct is verloond. Ook over 2019 heeft werknemer het loon ontvangen waar hij minimaal recht op heeft. Werknemer heeft zich niet verzet tegen het beroep op verrekening door werkgeefster. De kantonrechter concludeert dat het beroep op verrekening slaagt en dat werknemer over de periode januari tot en met december 2020 niets meer aan loon te vorderen heeft van werkgeefster. Wel dient werkgeefster nog een bedrag van € 873,08 bruto aan werknemer te betalen wegens achterstallig loon over 2021. Dit bedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente en 25% aan wettelijke verhoging.