Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 12 februari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:689
Loonvordering na einde dienstverband. Beroep werkgever op verrekening met te veel betaalde toeslagen tijdens ziekte werknemer slaagt deels. Wettelijke verhoging wordt gematigd naar 20%.

Feiten

Werknemer treedt op 1 februari 2020 in dienst als sous-chefkok bij gedaagde op basis van een jaarcontract, dat per 1 februari 2021 wordt verlengd voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst valt onder de Horeca cao. In juni 2022 wordt werknemer langdurig ziek. Na twee jaar ziekte wordt de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd en deze eindigt per 1 oktober 2024. Werknemer vordert nabetaling van achterstallig loon, reiskostenvergoeding en een of meerdere dertiende maanden, met nevenvorderingen. Werkgever (gedaagde) betwist niet dat hij nog bepaalde bedragen verschuldigd is, maar beroept zich op verrekening met betalingen die volgens hem onterecht aan werknemer zijn gedaan.

Oordeel

In deze zaak staat vast dat werkgever nog achterstallig loon, reiskostenvergoeding en een dertiende maand aan werknemer dient te betalen, maar partijen verschillen van mening over de exacte hoogte van deze bedragen. De kantonrechter stelt vast dat werkgever een bedrag van € 442,27 netto aan loon, € 8.607,56 bruto aan dertiende maand en € 378,60 aan reiskostenvergoeding verschuldigd is. De berekeningswijze van werknemer wordt gevolgd, nu de arbeidsovereenkomst geen duidelijkheid biedt over de wijze van berekening van de dertiende maand, waardoor het risico van onduidelijkheid bij werkgever ligt. Werkgever beroept zich op verrekening van diverse posten, waaronder te veel betaalde reiskostenvergoeding, loon en een kleding- en reinigingstoeslag. De kantonrechter oordeelt dat bedragen die buiten de loonstroken om zijn betaald niet kunnen worden verrekend, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze onverschuldigd waren. Voor een deel van de reiskostenvergoeding wordt het beroep op verrekening echter wel gehonoreerd, omdat werknemer tijdens langere ziekteperiodes geen recht had op deze vergoeding en dit voldoende kenbaar was. Te veel betaald loon wordt niet in verrekening toegelaten, aangezien de afwijking van de Horeca-cao door werkgever niet eerder werd toegepast, waardoor voor werknemer onvoldoende kenbaar was dat sprake was van een vergissing. De kleding- en reinigingstoeslag mag wel worden verrekend, nu deze voor langere tijd onverschuldigd werd betaald en dit voor werknemer zichtbaar was op de loonstroken. De kantonrechter komt tot de conclusie dat werkgever een totaalbedrag van € 2.246,88 netto mag verrekenen met de verschuldigde bedragen, waardoor na verrekening een resterend bedrag van € 1.426,01 netto overblijft. Over dit bedrag wordt een wettelijke verhoging van 20% toegekend, waarbij matiging plaatsvindt omdat de dertiende maand geen hoofdbestanddeel van het loon betreft. De wettelijke rente en gedeeltelijke buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. Voorts wordt werkgever veroordeeld tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto-specificaties en het corrigeren van de loonaangifte. Aangezien werkgever grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.