Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 9 januari 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:476
Verstekzaak. Ontslag op staande voet houdt geen stand wegens ontbreken dringende reden. Billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding toewijsbaar.

Feiten

Werkneemster is op 9 april 2024 in dienst getreden bij werkgever als algemeen medewerkster schoonheidssalon. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 9 oktober 2024. Het salaris bedroeg € 1.699,12 bruto per maand op basis van een werkweek van 24 uur. Op 23 juli 2024 heeft werkgever aangegeven dat werkneemster niet meer terug hoefde te komen omdat zij niet goed zou functioneren. De gemachtigde van werkneemster heeft bij brief van 21 augustus 2024 verzocht om het onterecht gegeven ontslag op staande voet in te trekken en haar weer toe te laten tot haar werkzaamheden. Werkgever heeft niet gereageerd. Werkneemster verzoekt voor recht te verklaren dat zij ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen verwijt kan worden gemaakt en dat voortzetting redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. Ze verzoekt werkgever te veroordelen tot betaling van de diverse vergoedingen.

Oordeel

Werkgever verschijnt niet in de procedure. De verzoeken van werkneemster zijn niet weersproken wat betekent dat de verzoeken kunnen worden toegewezen, tenzij deze de kantonrechter ongegrond of onrechtmatig voorkomen. Dat werkgever werkneemster op 23 juli 2024 heeft aangegeven dat zij niet meer terug hoefde te komen omdat zij niet goed zou functioneren, is niet weersproken. De kantonrechter kwalificeert deze mededeling als een ontslag op staande voet. Het eventueel niet goed functioneren van werkneemster is geen dringende reden voor ontslag. Werkneemster berust in het gegeven ontslag op staande voet. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd met ingang van 23 juli 2024. De verzoeken die werkneemster ter beoordeling aan de kantonrechter voorlegt, betreffen vooral de financiële aanspraken die zij al dan niet geldend kan maken als gevolg van het gegeven ontslag op staande voet. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 2.500. Ook de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De verzochte wettelijke verhoging over de gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen. De wettelijke verhoging is alleen verschuldigd over loon. Gefixeerde schadevergoeding is geen loon. Het verzoek om werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. De verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen omdat de kantonrechter alleen kan beoordelen of het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig was. Wat zich verder tussen partijen heeft afgespeeld, kan de kantonrechter niet beoordelen. Voortzetting van de arbeidsovereenkomst is niet aan de orde gelet op het gegeven ontslag op staande voet, zodat niet voor recht kan worden verklaard dat van werkneemster in redelijkheid niet kon worden gevergd om het dienstverband voort te zetten. Dat duidt op een opzegging van haar kant, waar geen sprake van is.