Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 2 augustus 2023 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden als chauffeur. Op 9 juni 2024 heeft werknemer met een vrachtwagen van werkgever een lading bloemen opgehaald. Op 10 juni 2024 is werknemer met deze lading bloemen naar Calais gereden. Daar heeft de Engelse douane in de door werknemer vervoerde bloemendozen 150 kilogram tabak aangetroffen. Daarom is werknemer de toegang tot Engeland ontzegd. Op 11 juni 2024 hebben de heer X en werknemer telefonisch contact met elkaar gehad. Werkgever heeft werknemer op staande voet ontslagen. Het ontslag is per brief van 11 juni 2024 aan werknemer bevestigd. In deze procedure vordert de werkgever van werknemer een schadevergoeding op grond van artikel 7:661 BW. Volgens werkgever heeft werknemer bewust roekeloos gehandeld waardoor werkgever zijn lading bloemen niet tijdig heeft kunnen lossen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op werkgever rust de stelplicht en, bij voldoende betwisting door werknemer, ook de bewijslast van zijn stelling dat de schade een gevolg is van bewuste roekeloosheid van werknemer. Werkgever heeft gesteld dat werknemer de shag heeft gesmokkeld en wist dat dat niet mocht. Dit stoelt werkgever op de grote hoeveelheid aangetroffen shag en op het gegeven dat werknemer na afloop heeft toegegeven dat de shag van hem was. Dit wordt weliswaar door werknemer ontkend, maar werkgever heeft daar een (nadere) onderbouwing tegenover gesteld. Werkgever heeft in dit verband naar voren gebracht dat X werknemer in de ochtend van 11 juni 2024 meerdere keren geprobeerd heeft te bellen. Om 6.02 uur heeft werknemer opgenomen en tijdens dat gesprek toegegeven dat de shag van hem was. Uit de tijdens de mondelinge behandeling door X getoonde telefoongeschiedenis blijkt inderdaad dat X op 11 juni 2024 minstens twee keer geprobeerd heeft werknemer telefonisch te bereiken en dat werknemer zijn telefoon om 6.02 uur heeft opgenomen. Ter onderbouwing van de inhoud van het telefoongesprek is een verklaring van X en mevrouw X overgelegd. Zij verklaren dat werknemer telefonisch heeft toegegeven dat hij shag heeft meegenomen in zijn vrachtwagen. Daarnaast is een verklaring van naam Y ingebracht, die steun biedt aan de verklaring van de heer en mevrouw X. Naam Z verklaart dat ook tegenover hem werknemer heeft toegegeven dat de shag van hem was. Tegenover het onderbouwde betoog van werkgever kon werknemer niet volstaan met een ontkenning. Daar komt nog bij dat werknemer niet goed heeft kunnen verklaren waarom hij, als hij echt niets van de shag zou hebben geweten, niet onmiddellijk en uit eigen beweging telefonisch contact zocht met werkgever op het moment dat de douane de shag vond. Ook heeft werknemer niet geprotesteerd tegen de eindafrekening van 16 augustus 2024, waarbij een deel van de schade is verrekend, terwijl dat bij onschuld wel voor de hand had gelegen. De conclusie is dan ook dat werkgever voldoende onderbouwd heeft gesteld, en werknemer onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, dat sprake is van bewuste roekeloosheid, zodat werknemer aansprakelijk is voor de schade die werkgever daardoor heeft geleden. De kantonrechter wijst de schadevergoeding toe.