Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ Swire Pacific Ship management LTD en Cadelar A/S
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 25 februari 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:909
Niet kan worden vastgesteld dat Nederland de plaats is waar werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Kantonrechter verklaart zich onbevoegd.

Feiten

Werknemer is op 20 februari 2013 als zeevarende in dienst getreden bij SPSM. Op 23 augustus 2018 werkte werknemer in de Eemshaven aan boord van het schip Pacific Osprey. Op 23 augustus 2018 heeft op de Pacific Osprey tijdens een kabelinspectie een incident plaatsgevonden met de hoofdkraan, waarbij de hoofdgiek van de kraan naar beneden is gekomen. Werknemer was hierbij betrokken en is gewond geraakt. SPSM heeft werknemer, na een interne disciplinaire zitting, per 1 oktober 2019 op staande voet ontslagen in verband met grove nalatigheid. Werknemer heeft het ontslag aangevochten bij de Workplace Relations Commission (WRC). Bij beslissing van 18 oktober 2021 heeft de WRC zich onbevoegd verklaard, omdat de Ierse rechtssfeer onvoldoende bij het arbeidsconflict is betrokken. Bij brief van 21 maart 2023 heeft werknemer SPSM en Cadeler aansprakelijk gesteld voor de letselschade als gevolg van het arbeidsongeval van 23 augustus 2018. SPSM en Cadeler hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat SPSM en Cadeler hoofdelijk aansprakelijk zijn. 

Oordeel

SPSM/Cadeler vordert primair/voor alle (overige) weren dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om van de vordering van werknemer kennis te nemen. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet in beginsel worden beantwoord aan de hand van de Brussel Ibis-Vo. In deze zaak is de vraag aan de orde of er sprake is van een van de hoofdregel afwijkende bijzondere bevoegdheid op grond waarvan de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen van werknemer kennis te nemen. Op grond van artikel 21 van de Verordening moet worden gekeken of kan worden vastgesteld waar werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Niet in geschil is dat dat land, gelet op de aard van de arbeidsovereenkomst en de functie van werknemer, niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld. Vervolgens moet worden bepaald of kan worden vastgesteld vanuit welk land werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Tussen partijen is in geschil of kan worden vastgesteld vanuit welk land de arbeid gewoonlijk werd verricht, Nederland (volgens werknemer) of Denemarken (volgens SPSM/Cadeler). Al de (jurisprudentiële) gezichtspunten ieder afzonderlijk en in onderlinge samenhang in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat Nederland de plaats is waar werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Feitelijk doet zich naar het oordeel van de kantonrechter de situatie voor dat geen van de verschillende plaatsen van waaruit werknemer werkte een voldoende vast en nauw verband heeft met de verrichte arbeid. In dat geval overwoog het Hof van Justitie in het arrest Weber/Ogden Universal Services dat niet aan de hand van artikel 21 lid 1 sub b onder i Brussel Ibis-Vo een bevoegde rechter mag worden aangewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter strekt de beschermingsgedachte van de Brussel Ibis-Vo niet zover dat in een geval als het onderhavige desalniettemin rechtsmacht kan worden aangenomen. De kantonrechter zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van de vorderingen van werknemer kennis te nemen.