Rechtspraak
Feiten
Werknemer is in de periode van 1 maart 2023 tot en met 25 augustus 2023 in dienst geweest bij werkgever. Volgens werknemer heeft werkgever niet voldaan aan zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, omdat werknemer niet alle loonstroken heeft ontvangen en werknemer ook niet volledig is betaald. Daarom heeft werknemer in de oorspronkelijke dagvaarding aanspraak gemaakt op afgifte van loonstroken en op betaling van het achterstallig loon, een reiskostenvergoeding, een onregelmatigheidstoeslag en van zijn overuren. Werkgever heeft niet gereageerd op de dagvaarding, zodat er een verstekvonnis tegen hem is uitgesproken. Op 7 november 2024 is werkgever tegen het verstekvonnis in verzet gekomen en voert hij (alsnog) verweer tegen de vorderingen van werknemer.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever is op tijd in verzet gekomen tegen het verstekvonnis (artikel 143 Rv). De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Werkgever is, hoewel daartoe opgeroepen via zijn rolgemachtigde, niet verschenen. In dit geval verbindt de kantonrechter aan dit niet-verschijnen van werkgever op de zitting de gevolgtrekking dat de nadere stellingen van werknemer als onweersproken worden aangemerkt (artikel 88 Rv). De vordering van werknemer van € 2.215,07 ziet op achterstallig loon van € 100 voor de maand mei 2023 en op achterstallig loon van € 2.115,07 voor de maand augustus 2023. Allereerst is het loon van mei toewijsbaar. Werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling (opnieuw) weersproken dat hij volledig is betaald. Werkgever is niet verschenen op de mondelinge behandeling en heeft daarmee zijn verweer niet nader gemotiveerd onderbouwd met feiten en omstandigheden. Werkgever is ook het loon van augustus 2023 verschuldigd. Werkgever heeft echts in het algemeen gesteld dat werknemer in de maand augustus 2023 niet heeft gewerkt. Dat is onvoldoende om geen loon te betalen. Werkgever heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid voor rekening van werknemer moet komen (artikel 7:628 BW). Werkgever is daarnaast aan werknemer een reiskostenvergoeding, een onregelmatigheidstoeslag en betaling van gewerkte overuren verschuldigd. Het voorgaande betekent dat het verzet van werkgever tegen het verstekvonnis niet slaagt. De vorderingen van werknemer zijn toewijsbaar.